Les 3 hoofdstuk 6 (6.14 - 6.18)

Hoofdstuk 6 Markten -Les 3
Opdracht 6.11 t/m 6.16
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 6 Markten -Les 3
Opdracht 6.11 t/m 6.16
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.

Slide 1 - Diapositive

Op een markt
  • Komen vraag en aanbod van goederen en diensten samen 


Slide 2 - Diapositive

Het verschil tussen goederen en diensten

  • Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken
  • Diensten zijn niet-tastbaar 

Slide 3 - Diapositive

Consument of producent? 

  • Consumenten kopen goederen en diensten om in hun eigen behoeften te voorzien (dus niet voor uitoefening van bedrijf) zij zijn vragers op de markt
  • Producenten zijn bedrijven of de overheid die goederen of diensten produceren. Zij zijn aanbieders op de markt.

Slide 4 - Diapositive

Een aanbodcurve verloopt...
A
Stijgend
B
Dalend

Slide 5 - Quiz

Qa = 20P + 600
Is dit een vraag- of aanbodvergelijking?
A
Vraagvergelijking
B
Aanbodvergelijking

Slide 6 - Quiz

Waarom verloopt een vraagcurve altijd dalend?

Slide 7 - Question ouverte

De leveringsbereidheid van een producten is
A
de prijs die de producten moet betalen voor het product
B
de prijs die de producent minimaal wil ontvangen voor het product
C
het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product
D
de prijs die de producent minimaal wil betalen voor het product

Slide 8 - Quiz

De betalingsbereidheid van een consument is
A
de prijs die de consument moet betalen voor het product
B
de prijs die de consument maximaal wil betalen voor het product
C
het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product
D
de prijs die de consument minimaal wil betalen voor het product

Slide 9 - Quiz


BETALINGSBEREIDHEID

De vraaglijn laat zien wat de betalingsbereidheid is van de vragers. Dus de maximale betalingsbereidheid is de hoogste prijs die de vragers er voor over hebben! (aflezen in grafiek: hoogste punt van de vraaglijn dus bij Qv=0)

Slide 10 - Diapositive

Er is een NEGATIEF verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid:

  • prijs stijgt -->gevraagde hoeveelheid daalt
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid stijgt

Slide 11 - Diapositive


Leveringsbereidheid

De aanbodlijn laat zien wat de leveringsbereidheid is van de aanbieders. Dus de minimale leveringsbereidheid is de laagste prijs die de aanbieders minimaal willen ontvangen voor hun product! (aflezen in grafiek: hoogste punt van de vraaglijn dus bij Qv=0)

Slide 12 - Diapositive

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:
  • prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook
  • prijs daalt --> aangeboden hoeveelheid daalt ook

Slide 13 - Diapositive

Marktevenwicht
Qa = 400P - 500
Qv = -200P + 1.000

Evenwichtsprijs
P =2,5 

Bereken de evenwichtshoeveelheid
Qa = 400 x 2,5 - 500 = 1.000 - 500 = 500 
___________________
___________________

Slide 14 - Diapositive

Consumeren of investeren?  

Slide 15 - Diapositive

Consumeren 
Is het kopen van goederen en diensten als persoon om in je eigen behoefte te voorzien 

Slide 16 - Diapositive

Investeren
Is het kopen van goederen en diensten door een bedrijf of door een persoon voor de uitoefening van zijn/ haar bedrijf

Slide 17 - Diapositive

Klaas heeft een pak melk gekocht, maar door bederf heeft hij deze niet meer kunnen drinken
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 18 - Quiz

Anna laat haar haren knippen door de kapper
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 19 - Quiz

Mohammed, eigenaar van een slagerij, koopt een nieuwe koelkast voor zijn zaak
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 20 - Quiz

Een taxibedrijf koopt een nieuwe koelkast voor in de kantine
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 21 - Quiz

Primaire goederen of luxe goederen?

Slide 22 - Diapositive

Primaire goederen of luxe goederen?
Noodzakelijk om te leven
Niet noodzakelijk om te leven

Slide 23 - Diapositive

Kleding
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen

Slide 24 - Quiz

Eten en drinken
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen

Slide 25 - Quiz

Van welke goederen zal de vraag het meest afnemen als de prijs hoger wordt?
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen

Slide 26 - Quiz

Grafiek vraaglijn: welke hoort bij een primair goed en welke bij luxe goed?

Slide 27 - Diapositive

Grafiek vraaglijn: welke hoort bij een primair goed en welke bij luxe goed?
Primair; De vraag wijzigt maar beperkt wanneer de prijs stijgt
Luxe; . De vraag neemt sterk af wanneer de prijs stijgt

Slide 28 - Diapositive

Huiswerk opdracht 6.14 t/m 6.18
Lezen "verschillende markten" op bladzijde 80

Dinsdag: formatieve toets over hoofdstuk 6.1 (blz. 75 t/m 82)
Toets met cijfer, maar deze telt niet mee voor overgang 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo