3.4 zinsontleding

3.4 zinsontleding
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3.4 zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Luisterboek: Wild - Mel Wallis de Vries
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk controle
Opdracht 3 tot en met 6 in je schrift

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van deze paragraaf:
  • Weet je wanneer er in een zin wel of geen LV zit 

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 7 blz 120

Slide 5 - Diapositive

Rogier | Wacht
Wat is in deze zin de handeling? Wat gebeurt er?

Slide 6 - Question ouverte

Rogier | Wacht
Wie voert de handeling uit? Wie doet het?

Slide 7 - Question ouverte

Heeft het ww wachten nog een extra vraag nodig om de betekenis van het woord duidelijk te maken?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Opdracht 8 blz 120

Slide 9 - Diapositive

Aantekening 3.4
Op deze twee manieren kun je aantonen dat een zin geen lijdend voorwerp heeft:
  1. Als de basiszin uit twee zinsdelen bestaat. Er is niets of niemand nodig bij de handeling, dus er is geen lijdend voorwerp.
  2. Als je geen antwoord kunt geven op de vraag: Wie/wat + wwg + ond? Er is dan geen lijdend voorwerp
Let op! Zinsdelen die hoeveelheden (maten, gewichten, afstanden) aangeven, zijn nooit LV!

Slide 10 - Diapositive

Morgen af:
Opdracht 8 tot en met 10 in je schrift!
timer
15:00

Slide 11 - Diapositive

Hoe goed begrijp je de regels over het Lijdend voorwerp?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage