9HAVO oefenen proefwerk chapitre 3

Oefenen voor proefwerk chapitre 3
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Oefenen voor proefwerk chapitre 3

Slide 1 - Diapositive

Passé composé 
We oefenen eerst weer met de passé composé met avoir en être. Let goed op of het werkwoord in het être huis staat. Zo niet gebruik dan avoir. Let als je être moet gebruiken goed op de uitgangen. 

Je hoeft alleen de werkwoorden in te vullen als antwoord. 

Slide 2 - Diapositive

(Manger) Tu _________ une pizza?

Slide 3 - Question ouverte

(Faire) Vous _________ un voyage?

Slide 4 - Question ouverte

(Aller) Ils_________ en Angleterre

Slide 5 - Question ouverte

(Rentrer ) Anna________de ses vacances.

Slide 6 - Question ouverte

(Attendre ) Nous________le bus pendant une heur

Slide 7 - Question ouverte

( monter) Sophie et Anne________au grenier

Slide 8 - Question ouverte

Lijdend voorwerp vervangen
Je kunt het lijdend voorwerp uit een zin, in een volgende zin vervangen door een persoonlijk voornaamwoord om te veel herhaling te voorkomen. Net als in het Nederlands. 

Zie je mijn sleutel? Nee, ik zie hem niet
Tu vois ma clé? Non, je ne la vois pas 

Slide 9 - Diapositive

Sleep het persoonlijk voornaamwoord naar de vorm van het lijdend voorwerp dat het kan vervangen. 
Mannelijk enkelvoud 
Vrouwelijk enkelvoud 
Enkelv. ww
klinker of stomme h
Meervoud 
La 
L'
Le 
Les 

Slide 10 - Question de remorquage

De plaats van het persoonlijk voornaamwoord dat het lijdend voorwerp vervangt 
Als je het lijdend voorwerp vervangt komt het persoonlijk voornaamwoord altijd direct voor het eerste werkwoord in de zin. 
Il mange un croissant             Il le mange 
Il a mangé un croissant     Il l'a mangé
Tenzij er een heel werkwoord in de zin staat. Te herkennen aan de uitgang -er, -re en -ir. In dat geval komt het persoonlijk voornaamwoord voor dat hele werkwoord. 
Nous allons vendre la télévision? Oui, nous allons la vendre. 

Slide 11 - Diapositive

Exercice: Lijdend voorwerp vervangen
Vervang het lijdend voorwerp uit de eerste zin. Neem de hele tweede zin waar je hem in moet zetten over in je antwoord en zet het persoonlijk voornaamwoord (le, la, l' of les) op de juiste plek. 
Voorbeeld: Tu as mangé le fromage? Oui, je ______ai_____mangé. 
Jouw antwoord: Oui, je l'ai mangé.

Slide 12 - Diapositive

Nous cachons les oeufs? Oui, nous_____cachons_____.

Slide 13 - Question ouverte

Tu as vu le film? Oui, je____ai_____vu.

Slide 14 - Question ouverte

Ta femme fait sa valise? Oui, elle____fait_____.

Slide 15 - Question ouverte

Qui a mangé le dernier chocolat? Je _____ai ______mangé.

Slide 16 - Question ouverte

Vous allez chercher le portable? Oui, nous ______allons______chercher.

Slide 17 - Question ouverte

Vocabulaire 
Nu gaan we nog even de vocabulaire oefenen. Geef de vertaling van het woord in hoofdletters. 

Slide 18 - Diapositive

Tu viens me chercher à LA GARE?

Slide 19 - Question ouverte

Tu as entendu LES RENSEIGNEMENTS?

Slide 20 - Question ouverte

J'habite EN FACE DE l'école

Slide 21 - Question ouverte

Il faut DESCENDRE à la gare de Lyon

Slide 22 - Question ouverte

La chambre est trop SALE

Slide 23 - Question ouverte

Tout le monde est là SAUF Marie

Slide 24 - Question ouverte

Tu veux lire LE JOURNAL?

Slide 25 - Question ouverte

C'est UN QUARTIER populaire

Slide 26 - Question ouverte

Quelle est LA DESTINATION de cet avion?

Slide 27 - Question ouverte

J'ai faim. LE PETIT-DÉJEUNER est prêt?

Slide 28 - Question ouverte

Tu peux m'HELPEN

Slide 29 - Question ouverte

Il a fait HET WERK

Slide 30 - Question ouverte

Tu as trouvé EEN OPLOSSING?

Slide 31 - Question ouverte

DE AUTO est très belle.

Slide 32 - Question ouverte

Vous allez VERTREKKEN dans combien de temps?

Slide 33 - Question ouverte

Tu viens chez moi VOOR le premier cours?

Slide 34 - Question ouverte

Ce croissant est HEERLIJK

Slide 35 - Question ouverte

HET BED est très confortable.

Slide 36 - Question ouverte