4.1 & 4.2

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning periode 3
1.3 + 1.4

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Belangrijke punten 4.1 en 4.2 langslopen (iedereen)
Oefeningen maken (iedereen)

Slide 3 - Diapositive

blz 8 t/m 14

Slide 4 - Diapositive

Je kunt uitleggen wat inwendige en uitwendige prikkels zijn.
Je kunt uitleggen wat zintuigen doen.

Slide 5 - Diapositive

Je kunt uitleggen hoe je lichaam prikkels verwerkt.

Slide 6 - Diapositive

Je kunt uitleggen waarom je je niet altijd bewust bent van een prikkel
Begrippen:

- drempelwaarde
- gewenning
- motivatie

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Lees blz 16 goed door

Slide 10 - Diapositive

Lees blz 18 + 19 goed door.

Slide 11 - Diapositive

Lees blz 18 + 19 goed door.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Luister deze uitleg
Lees blz 23

Slide 14 - Diapositive

Luister deze uitleg
blz 23

Slide 15 - Diapositive

Luister deze uitleg
Lees blz 26

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Luister deze uitleg
lezen blz 28

Slide 18 - Diapositive

Luister deze uitleg
Lees blz 31

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Keuze opdrachten 00R/OOG
1. Leer de onderdelen van het oog (kan bij biologiepagina)
2. Maak het stencil over het oog (voor & achterkant)

3. Leer de onderdelen van het oor (kan bij biologiepagina)
4. Maak het stencil over het oor  (voor & achterkant) 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Slide 23 - Lien

Wat is de functie van een zintuig?
A
Een zintuig neemt prikkels waar.
B
Een zintuig zet prikkels om in berichten voor de hersenen.
C
Een zintuig geeft berichten door aan de hersenen.
D
Een zintuig neemt berichten waar.

Slide 24 - Quiz

Wat is een prikkel?

Slide 25 - Question ouverte

Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen

Slide 26 - Question de remorquage

Wat is een adequate prikkel voor je...
Oog
Oor
Neus
Tong
Huid
licht
geluid
geurstoffen
smaakstoffen
temperatuur
pijn
vormen

Slide 27 - Question de remorquage

Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De lichtzintuigen in je ogen zetten de lichtprikkels om in impulsen.
De impulsen gaan via een zenuw naar de hersenen.
Je wordt je bewust van de prikkel: je ziet het berichtje.
De hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Als reactie op de prikkel 'er is een berichtje' pak je je mobieltje.

Slide 28 - Question de remorquage

Sleep de volgende begrippen naar de juiste plek:
geurstoffen
neusholte
tong
reukzintuig
hersenen

Slide 29 - Question de remorquage

Welk deel/welke delen van je lichaam regelt/regelen dat je lichaamstemperatuur constant blijft?
A
Je warmte- en koudezintuigen
B
Je bloedvaten
C
Je hersenen
D
Je huid

Slide 30 - Quiz

Via welke route gaat een prikkel naar de hersenen?
A
prikkel -> impuls -> zenuw -> hersenen
B
prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen
C
prikkel -> zenuw -> impuls -> hersenen
D
prikkel -> zintuig -> zenuw -> impuls -> hersenen

Slide 31 - Quiz

Waar wordt je smaak bepaald?
A
In je mond door smaakzintuigen.
B
In je neus door reukzintuigen.
C
In je mond en in je neus door smaak- en reukzintuigen.
D
In je hersenen.

Slide 32 - Quiz


Leg uit wat traanklieren maken en hoe dit verspreid wordt over je oog.

Slide 33 - Question ouverte


Leg uit waar tegen je wenkbrauwen, wimpers en oogleden je beschermen.

Slide 34 - Question ouverte


Je ogen liggen diep in je oogkassen. Deze oogkassen zijn gevuld met vetweefsel. Leg uit wat de functie is van dit vetweefsel.

Slide 35 - Question ouverte


In je oog bevinden zich 3 vliezen. Schrijf deze met hun functie op.

Slide 36 - Question ouverte

ooglid
traanbuis
traanklier
wenkbrauw
wimper

Slide 37 - Question de remorquage


Benoem de nummers: 1, 2 en 10.
A
1=vaatvlies, 2=netvlies, 10=hoornvlies
B
1=hoornvlies, 2=vaatvlies, 10=netvlies
C
1=netvlies, 2=vaatvlies, 10=hoornvlies
D
1= vaatvlies, 2=hoornvlies. 10=netvlies

Slide 38 - Quiz


Benoem de nummers: 7, 8 en 9
A
7=lens, 8=iris, 9=pupil
B
7=pupil, 8=iris, 9=lens
C
7=lens, 8= accomodatiespier, 9=pupil
D
7=lens, 8= lensbandjes, 9=pupil

Slide 39 - Quiz

Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies

Slide 40 - Question de remorquage

Welke beweringen kloppen?
A
Op de blinde vlek zitten alleen maar staafjes.
B
Op de gele vlek zitten alleen maar kegeltjes.
C
Op de blinde vlek zitten geen staafjes en geen kegeltjes.
D
Op de gele vlek zitten alleen maar gele kegeltjes.

Slide 41 - Quiz


Hiernaast zie je een schematische tekening van een deel van het oog. 
Van welke laag van het oog is deze tekening gemaakt? 
En in welke richting valt het licht?
A
Het vaatvlies. Het licht gaat van A naar B.
B
Het vaatvlies. Het licht gaat van B naar A.
C
Het netvlies. Het licht gaat van A naar B.
D
Het netvlies. Het licht gaat van B naar A.

Slide 42 - Quiz


In de afbeelding hiernaast zie je een model van het oog waarbij de buitenste laag is verwijderd.
Wat is de naam van de buitenste laag van het oog dat hier ontbreekt?
A
hoornvlies
B
vaatvlies
C
retina
D
harde oogvlies

Slide 43 - Quiz


Is het regenboogvlies, een deel van een ander vlies van het oog? Zo ja, van welk deel?
A
Ja, van het harde oogvlies.
B
Ja, van het netvlies.
C
Ja, van het vaatvlies.
D
Nee, het is geen deel van een ander vlies van het oog.

Slide 44 - Quiz


Met welk nummer wordt het deel aangegeven dat voor een scherp beeld op het netvlies zorgt?
A
Met nummer 1.
B
Met nummer 2.
C
Met nummer 3.
D
Met geen van de nummers.

Slide 45 - Quiz


Welke onderdelen vind je in het binnenoor?
A
trommelholte, slakkenhuis en gehoorzenuw
B
slakkenhuis, evenwichtsorgaan en gehoorzenuw
C
slakkenhuis, buis van Eustachius, evenwichtsorgaan en gehoorzenuw
D
slakkenhuis en buis van Eustachius

Slide 46 - Quiz


Benoem de nummers: 
1 t/m 3, 5 en 6
A
1 t/m 3=halve cirkelvormige kanalen; 5=gehoorgang; 6=oorspier
B
1 t/m 3=gehoorbeentjes; 5=trommelholte; 6=gehoorzenuw
C
1 t/m 3=halve cirkelvormige kanalen; 5=slakkenhuis; 6=gehoorzenuw
D
1 t/m 3=gehoorbeentjes; 5=slakkenhuis; 6=oorspier

Slide 47 - Quiz

Slide 48 - Diapositive