être
1 / 16
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On
Slide 2 - Question de remorquage
Slide 3 - Vidéo
Slide 4 - Diapositive
Ik ben: Je ...
A
suis
B
es
C
est
Slide 5 - Quiz
Jij bent : Tu ..
A
suis
B
es
C
est
Slide 6 - Quiz
zij zijn : ils/ elles ...
A
sommes
B
êtes
C
sont
Slide 7 - Quiz
zij is : elle ...
A
suis
B
es
C
est
Slide 8 - Quiz
wij zijn : nous ...
A
sommes
B
êtes
C
sont
Slide 9 - Quiz
u bent/ jullie zijn : vous ...
A
sommes
B
êtes
C
sont
Slide 10 - Quiz
hij is: Il ...
A
suis
B
es
C
est
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Ik kan het werkwoord être vervoegen
😒🙁😐🙂😃
Slide 13 - Sondage
Wat betekent être?
Slide 14 - Question ouverte
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont
