PIJN

Hoe noemt je het fenomeen dat bij galstenen je pijn kan krijgen in je rechter schouder?
A
Refered pain
B
Somatische pijn
C
Viscerale pijn
D
Fantoom pijn
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoe noemt je het fenomeen dat bij galstenen je pijn kan krijgen in je rechter schouder?
A
Refered pain
B
Somatische pijn
C
Viscerale pijn
D
Fantoom pijn

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar moet je bedacht op zijn wanneer je start met morfine?
A
obstipatie
B
levendige dromen
C
verlaging van het bewustzijn
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


1. Nociceptieve pijn is fysiologisch proces.
2. Neuropathische pijn is goed te behandelen.
A
Beide zijn onjuist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
• Beide zijn juist

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk soort pijn is vaak moeilijk om te behandelen?
A
Neuropatische pijn
B
Acute pijn
C
Chronische pijn
D
Nociceptieve pijn

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op WHO pijnladder zijn zwakwerkende opioïden stap
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Pijnstillers volgens de pijnladder
Stap 1: Pijnstiller paracetamol. In het algemeen is de pijnstiller paracetamol bij acute en chronische pijn de eerste stap. ...
Stap 2: NSAID. ...
Stap 3: Zwakwerkende opioïde (sterke pijnstillers) ...
Stap 4: Sterk werkende opioïde. ...
Stap 5: Toedienen van een opioïde met injectie.
WHO pijnladder
een arts schrijft medicijnen voor volgens de pijnladder

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nociceptieve pijn is:
A
Zenuwpijn
B
Viscerale pijn
C
Neuropathische pijn
D
Weefselschade pijn

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De Cirkel van Loeser
A
Bestaat uit 3 cirkels
B
Gaat niet over cirkels
C
Bestaat uit 4 cirkels
D
Bestaat uit 2 cirkels

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Model van Loeser

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij centrale sensitisatie
A
Is er een duidelijke pijnprikkel
B
Gaat het over nociceptieve pijn
C
Gaat het over fantoom pijn
D
Is er een overgevoelig-heid voor pijn.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1.Ongeveer de helft van de verpleeghuiscliënten heeft te maken met pijn.


A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Transductie is:
A
De prikkeling van de perifere nociceptoren
B
Terugkoppeling van hersenen naar het weefsel
C
De prikkel gaat naar het ruggemerg
D
herkenning van pijn

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Opioïden als pijnstiller zijn verslavend
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van opioïden is steeds meer nodig
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Opioïden werken levensverkortend
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Naproxen vermindert pijn, remt ontstekingen en verlaagt koorts.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voltaren suppositorium is beter voor de maag
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de maximale dosering per dag voor paracetamol is (<maand gebruik)
A
3 gram
B
4 gram
C
6 gram
D
5 gram

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer moet je extra voorzichtig zijn met dit paracetamol?
A
bij leverfalen
B
in combinatie antibiotica
C
bij ouderen
D
in combinatie met zuurstof

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions