erfelijkheid oefeningen voor toets

Erfelijkheid oefeningen voor toets
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Erfelijkheid oefeningen voor toets

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Een pas getrouwd stel is in verwachting van een kind. De man heeft een zeldzame stofwisselingsziekte en kan koolhydraten niet goed verteren. Deze ziekte is recessief. Zijn vrouw is toevallig ook drager van deze ziekte. Wat is de kans dat hun kind de ziekte ook krijgt?

A
25
B
0
C
50
D
100

Slide 3 - Quiz

In de afbeelding hieronder zie je een familie waarbij veel doofheid voorkomt. 
a. Hoe kan het dat bij de eerste generaties geen doofheid is, maar vanaf generatie twee wel? (benoem de genotypes van 1,2,3,4)

Slide 4 - Diapositive

generatie 1 (persoon 1 t/m4) zijn heterzogygoot, want zij hebben hetzelfde fenotype, maar hebben kinderen met een ander fenotype. Dat betekent dat zij de dominante eigenschap hebben (niet doof zijn). Zij zijn wel allemaal drager (ze hebben dus het rescessieve allel), want één van hun kinderen is wel doof. Dus heterozygoot resessief. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

jjj
ff
Allereerst ga je op zoek naar een opvallend  ouder en kind paar. 
Dus ouders 5,6 en kind 8

Slide 7 - Diapositive

jjj
ff

Allereerst ga je op zoek naar een opvallend  ouder en kind paar.  Ouders 5,6 zijn dus heterozygoot. Zij hebben dus de dominante eigenschap. (dus de witte eigenschap is dominant). 
Dat betekent dat alle zwarte vakjes dus homozygoot resessief (tt) 
Nummer 1 heeft dus als genotype (tt). Vader heeft in ieder geval (T?). Maar zoals je kunt zien heeft hij kind 4 gekregen. (tt) dus hij moet heterozygoot zijn, (Tt) 

Slide 8 - Diapositive


33) Wat zijn de genotypen van de ouders Q en R?

Schrijf je antwoord zó op:

genotype Q: ..........................
genotype R: ..........................

Slide 9 - Question ouverte

uitleg
Moeder is drager. Dus ze heeft een allel maar is zelf niet ziek. Dat betekent dat de ziekte dus recessief is. 
Vader is ziek en heeft dus beide allel voor ziek zijn. 
Moeder geeft of gezond allel of ongezond allel. maak hiervan een kruisshema, en je komt op 50%

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Een vader met bloedgroep A en een moeder met bloedgroep B krijgen een zoon met bloedgroep 0. Welk genotype hebben de ouders?

Slide 12 - Question ouverte

Hieronder is een stamboom weergegeven.

a) Welk Genotype heeft persoon 4?
b) Welk Genotype heeft persoon 5?
c) Welk(e) Genotype(s) kan persoon 7 hebben?

Slide 13 - Question ouverte

De haarkleur bij ratten wordt bepaald door één gen. Men kruist een zwarte en een witte rat. Alle nakomelingen blijken zwart te zijn. Een van deze zwarte nakomelingen wordt gekruist met de witte ouder.
Welke fenotypen verwacht je dan bij de nakomelingen van deze laatste kruising en in welke verhouding komen ze voor?

Slide 14 - Question ouverte

Bij mensen is het allel voor rechtshandigheid dominant over het allel voor linkshandigheid. Hoe groot is in de onderstaande stambomen de kans dat de persoon, aangeven met een vraagteken in de stamboom hierboven, een linkshandige dochter is?

Slide 15 - Question ouverte

Bij een bepaalde bloemsoort is de bloemkleur intermediair (roze). Als een rode bloem wordt gekruist met een witte bloem ontstaan roze nakomelingen. Deze nakomelingen (F1) worden onderling gekruist. Hoeveel van de 32 nakomelingen verwacht je dat er roze zullen zijn in de F2?

Slide 16 - Question ouverte

Zaden
Bij een bepaalde plantensoort wordt de zaadkleur bepaald door één gen met twee allelen. Het dominante allel 𝐺.
G zorgt voor groene zaden, terwijl het recessieve allel 𝑔 voor gele zaden zorgt.

a) Een heterozygote plant met groene zaden wordt gekruist met een plant met gele zaden.
Er komen 60 zaden, hoeveel zaden zijn naar verwachting geel?


Slide 17 - Diapositive

uitleg
In de tekst staat dat er twee heterozygote ouderplanten zijn. (dus Tt), zij zijn groen. Op basis van deze uitspraak weet je dat het dominante gen groen is. 
Als je deze twee (Tt) kruist in een tabel, krijgt je dat 75% van de planten groen zullen zijn (50% heterozygoot). 

Slide 18 - Diapositive