Aanhalingstekens
1 / 14
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Lien
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
"Wie heeft die prop in de hoek gegooid?," vroeg de juf.
A
Achter de juf moet een vraagteken staan.
B
De komma staat op de foute plaats.
C
De komma moet een dubbelpunt zijn.
D
De zin is correct.
Slide 7 - Quiz
De vrouw riep boos: "Bah ik lust geen pompoensoep"!
A
Het dubbelpunt moet een komma zijn.
B
De aanhalingstekens staan op de foute plaats.
C
Het uitroepteken moet een punt zijn.
D
De zin is correct.
Slide 8 - Quiz
"Geef hier!" gilt Marie.
A
Er moet een dubbelpunt staan voor gilt.
B
Gilt moet met een hoofdletter.
C
Er moet een komma staan voor gilt.
D
De zin is correct.
Slide 9 - Quiz
“Aanhalingstekens zijn fijn”, zei de jongen.
A
De komma staat op de foute plaats.
B
Zei moet met een hoofdletter.
C
Achter fijn moet een punt staan.
D
De zin is correct.
Slide 10 - Quiz
Schrijf met aanhalingstekens:
Ik wil nog iets drinken vroeg hij aan papa
Ik wil nog iets drinken vroeg hij aan papa
Slide 11 - Question ouverte
Schrijf met aanhalingstekens:
Heb je dat al gedaan vroeg mama
Heb je dat al gedaan vroeg mama
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf met aanhalingstekens:
Oma zei ik kom morgen op bezoek
Oma zei ik kom morgen op bezoek
Slide 13 - Question ouverte
Schrijf met aanhalingstekens:
Kain vroeg is het morgen al sportdag
Kain vroeg is het morgen al sportdag
