Herhaling lezen

Herhaling lezen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling lezen

Slide 1 - Diapositive

Artikel
Een artikel is een informatieve tekst met vooral objectieve informatie. In een artikel geeft de schrijver uitleg over een onderwerp. Een artikel wordt ook wel een uiteenzetting genoemd.

Slide 2 - Diapositive

Een artikel kan:
• een verklaring geven van een verschijnsel, bijvoorbeeld: 
   opwarming van de aarde;
 • het antwoord geven op een feitelijke vraag, bijvoorbeeld: 
    Hoe ontstaat een regenboog? 
• oorzaken en gevolgen behandelen van een probleem, bijvoorbeeld: 
   de toename van ‘gossip-kanalen’ op TikTok
  • uitleg geven over de inhoud en de resultaten van een onderzoek, bijv.
     het leesniveau van jongeren

Slide 3 - Diapositive

Hoe wordt een artikel ook wel genoemd?
A
verslag
B
betoog
C
uiteenzetting
D
beschouwing

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp is waar een tekst over gaat. Waar vind je het onderwerp meestal?
A
(onder)titel
B
(onder)titel en/of in de inleiding
C
slotalinea
D
inleiding

Slide 5 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte
• Het onderwerp is waar een tekst over gaat. Je vindt het onderwerp meestal in de (onder)titel van de tekst en/of in de inleiding. Het onderwerp formuleer je in één of enkele woorden.

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. Meestal vind je de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot. Soms ook moet je de informatie in de inleiding en het slot combineren. Je formuleert de hoofdgedachte in één of twee zinnen.

Slide 6 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte?

Slide 7 - Question ouverte

Opbouw alinea: kernzin
Elke (lange) tekst is opgebouwd uit alinea’s. In bijna elke alinea staat een kernzin. 
• belangrijkste informatie van de alinea. De rest van de alinea is een uitleg van de kernzin. 
• soms een vraag
• eerste, tweede of laatste zin van een alinea 

Slide 8 - Diapositive

Wat is de kernzin?
Antwoord
De kernzin is de eerste zin: ‘Als het … Europa.'
 Wat is de kernzin?

Slide 9 - Diapositive

Nieuwsbericht
Kenmerken:

Bestaat uit twee delen waarin de 5WH1-vragen worden verwerkt:

WIE, WAT, WAAROM, WAAR, WANNEER, HOE

1. inleiding (lead) > belangrijkste informatie: wie, wat, waar, wanneer;
2. kern > geeft antwoord op de 5W1H-vragen: waarom, hoe?



Slide 10 - Diapositive

Functies van inleiding en slot
De inleiding is ook altijd bedoeld om de aandacht te trekken

Inleiding
Slot
Het onderwerp noemen
Een conclusie of samenvatting geven
De aanleiding noemen
Een advies of waarschuwing geven
De centrale vraag stellen
Een toekomstverwachting uitspreken
De mening van de schrijver geven
Een samenvatting geven
Een persoon of personen introduceren
Functies van inleiding en slot

Slide 11 - Diapositive

In de laatste alinea staat nog nieuwe informatie. De tekst heeft dus....
A
een tweedeling
B
een driedeling

Slide 12 - Quiz

Welk tekstdoel hoort er bij de tekstvorm 'Nieuwsbericht'?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 13 - Quiz

Elk krantenartikel is een nieuwsbericht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

In de krant staat een korte tekst over iets wat net gebeurd is. Wat is de tekstvorm?

Slide 15 - Question ouverte

In de krant staat een tekst met achtergrondinformatie. Wat is de tekstvorm?

Slide 16 - Question ouverte

Nieuwsbericht
Overige tekstvorm
Het klimaatprobleem
Auro rijdt water in langs snelweg
De tien populairste zangers van Nederland
Zin en onzin van spaaracties
Nederland niet naar WK
Ambtenaar op straat aangevallen
Moet de Paus de regels aanpassen?

Slide 17 - Question de remorquage

Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
Bij elk tekstdoel hoort een tekstsoort en bij elke tekstsoort horen verschillende tekstvormen. Bijvoorbeeld:

tekstdoel - activeren
tekstsoort - activerende tekst
tekstvorm - advertentie, affiche, folder, reclametekst

Kun je dit rijtje nog eens maken met het tekstdoel informeren?

Slide 18 - Diapositive

Kan een tekst meerdere tekstdoelen hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Opdracht 9a: Horen de woorden bij objectief of subjectief?
subjectief
objectief
feitelijk
bevooroordeeld
gekleurd
neutraal
onpartijdig
partijdig
persoonlijk
vooringenomen
zakelijk

Slide 20 - Question de remorquage

Objectief
Subjectief
bevooroordeeld
feitelijk
neutraal
partijdig
persoonlijk
zakelijk
ingezonden brief
nieuwsbericht
uiteenzetting
betoog

Slide 21 - Question de remorquage

Hoe herken je het leespubliek van een tekst?
Kijk naar:
  • de bron 
  • het onderwerp
  • het taalgebruik
  • de aanspreekvorm (u of jij)
  • de afbeeldingen 

Slide 22 - Diapositive



Voor welk leespubliek is de tekst geschreven?

A
ouders
B
studenten
C
kinderen/jongeren
D
meisjes

Slide 23 - Quiz

Juist of onjuist?: Een betoog heeft meestal een driedeling.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Wat is het verschil tussen objectieve/feitelijke en subjectieve/waarderende argumenten (informatie)?

Slide 25 - Question ouverte

Kan in een betoog objectieve informatie staan? Leg je antwoord uit

Slide 26 - Question ouverte

Ik zou die trui niet kopen, want hij is echt te duur.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 27 - Quiz

Ik ga liever naar café Rosa, want dat is minder ver fietsen vanaf mijn huis.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 28 - Quiz

Veel ontbijtgranen zijn ongezond, want slechts 44% van de ontbijtgranen in de winkel krijgt volgens de Consumentbond de hoogste beoordeling (een A) voor gezonde ingrediënten.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 29 - Quiz

Mag je in de inleiding je standpunt al vermelden?
A
Ja
B
Nee
C
Mag je zelf weten
D
Ja, dat moet zelfs!

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je een argument dat niet voor jouw stelling is?
A
conclusie
B
tegenargument
C
anti-argument
D
weerlegging

Slide 31 - Quiz

Hoe noem je de ontkrachting van een tegenargument?
A
zwakke argumentatie
B
contra-argumentatie
C
weerlegging
D
redenering

Slide 32 - Quiz

Je mag in het slot geen nieuwe argumenten meer noemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Wat is de beste slotzin?
A
Groetjes!
B
Hoop dat u het leuk vond. ;)
C
Een passende uitsmijter
D
Dit is geschreven door Danny

Slide 34 - Quiz

Wat bedoelen we eigenlijk met 'een uitsmijter'?
A
Een origineel verhaaltje
B
Een pakkende slotzin
C
Een dubbelzinnige opmerking
D
Een synoniem

Slide 35 - Quiz

Wat voor reclame zie je in de volgende filmpjes? 

Commerciele of reeele reclame?

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Is deze commercial ideële of commerciële reclame?
A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Vidéo

Is deze commercial ideële of commerciële reclame?
A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 40 - Quiz