dinsdag 11 januari

• Middelbare school

Woordenschat

Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema:

regels en straf

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

afgelopen

• een periode direct voor het nu
• iets dat is gestopt
• werkwoord: aflopen, het liep af, het is afgelopen
• Zin: De tijd voor de toets is nu afgelopen, de toets-tijd is voorbij. 
• Zin:  Ik vind dat al die ruzies afgelopen moeten zijn! Het moet nu stoppen!

het blik

• een voorwerp van dun metaal, met daarin eten of drinken. 
• het blik is eigenlijk altijd rond
• meervoud: de blikken
• Zin: Ik koop vaak een blikje cola.
• Zin: Het blik met hondenvoer staat in de koelkast.

achteraf

• nadat iets is afgelopen
• iets wat je later bedenkt
• tegenstelling: vooraf 
• Zin: Toen het ongeluk gebeurd was bleek achteraf dat de chauffeur alcohol had gedronken. 
• Zin: Achteraf was het niet zo slim om mijn toets niet te leren. 

spijt hebben van

• het gevoel dat je hebt als je iets hebt gedaan wat je niet had moeten doen
• ander woord: sorry!
• Zin: Achteraf heb ik spijt dat ik niet heb geleerd voor mijn toets, want nu heb ik een slecht cijfer. 
• Zin: Wij hebben spijt dat we niet aardig zijn geweest voor dat meisje, want nu is zij verdrietig.  

de werkstraf    

• verplicht werken  zonder loon te krijgen, omdat je iets gedaan hebt wat niet mocht
• Zin: Ik kreeg een werkstraf op school: ik moest papierprikken omdat ik steeds papier op de grond gooide.
• Zin: Soms krijgt iemand een gevangenisstraf en soms een werkstraf. 

achteraf
betekent .........
(er zijn twee antwoorden goed)

1. ervoor
2. iets wat voor iets gebeurt
3. erna
4. iets wat na iets gebeurt

Vul het woord in:
kies uit vooraf/achteraf
Het regende heel hard! ..............gezien had ik beter met de trein kunnen gaan.

Ik heb spijt van mijn domme grapjes, want zij werd er verdrietig van.
Wat betekent deze zin?

1. dat ik het achteraf erg vind
2. dat ik het achteraf niet erg vind
3. het interesseert mij niet
4. dat ik het beter niet had kunnen doen

Waar heb jij weleens spijt van?

Welke foto's horen bij
werkstraf

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak de zin af:
De jongen hoefde niet naar de gevangenis maar kreeg een ...........

1. cadeautje
2. werkstraf
3. traktatie
4. gevangenisstraf

Vul het woord in
'En nu is het ..................!' zei de docent boos.

vul de goede tijd in van het werkwoord
Het is goed gegaan, het .....................nu goed af.

1. liepte
2. loopt
3. afgeloopt
4. liep

Op welke foto zie jij
een blik?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat is het meervoud
het blik/de blik

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

afgelopen, het blik/de blik, achteraf/

de werkstraf, spijt hebben van