B3 e&o Ch 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

0

accident

1. ongeluk
2. ongelijk
3. ongewild
4. ongezond

avontuur

1. adventuur
2. adventur
3. advanture
4. adventure

wat is een 'stier' in Engels?

1. a cow
2. a ball
3. a bull
4. a sheep

What did you take ............ the box?

1. over
2. into
3. out
4. out of

Sue went .......... the shop.

1. over
2. into
3. out
4. out of

Don't jump ........ that fence!

1. over
2. into
3. out
4. out of

Mind the step!

1. kiek uut
2. Pas op het afstapje!
3. Pas op war je loopt!
4. Pas op! een afstap.

Never go there when it's dark.

1. Ga daar nooit naar toe als het donker is.
2. Ga daar nooit heen in de avond.
3. Ga daar nooit heen als het regent.
4. Ga daar 's middags nooit heen.

Keep your eyes on the road!

1. Houd je auto op de weg!
2. Houd je ogen op de weg gericht!
3. Houd je stuur goed vast!
4. Houd je gordels goed vast.

Je hoeft de auto niet de wassen.

1. You must not wash the car.
2. You haven't got to wash the car.
3. You don't have to wash the car.
4. You should not wash the car.

You don't have to wash the car.

Als je 'have to' in een ontkennende zin gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.

zie blz 27 Grammar 5

You really ...... go to that film, it's so bad!

1. mustn't
2. have to
3. shouldn't
4. haven't got

You really musn't go to that film, it's so bad!

Je gebruikt mus(n't) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) moet. Must is krachtiger dan should.

zie blz 27 Grammar 5