platentektoniek

platentektoniek
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

platentektoniek

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

7.1.2 Inwendige structuur van de aarde
Je leert ...
1 het belang van seismografisch onderzoek voor de structuur van de aarde toelichten.
2 de gelaagde opbouw van de aarde toelichten.
3 de samenstelling van de aarde toelichten op basis van chemische en fysische kenmerken.
4 het begrip 'isostasie' verklaren in het kader van de opbouw van de aarde.

Slide 3 - Diapositive

Wat is platentektoniek?

Platentektoniek = beweging van de lithosfeer (buitenste laag van de aarde).

De lithosfeer is verdeeld in grote platen die voortdurend bewegen.


Slide 4 - Diapositive

Waarom is platentektoniek belangrijk?
Vormt het landschap:
  • Bergen (bv. Himalaya)
  • Oceanische troggen (bv. Marianentrog)

Veroorzaakt geologische activiteit:
  • Aardbevingen
  • Vulkanen

Slide 5 - Diapositive

Betekenis voor de mens
Helpt natuurlijke rampen begrijpen en voorspellen.

Geeft inzicht in de evolutie van de aarde doorheen de geschiedenis.

Slide 6 - Diapositive

Wat beweegt bij platentektoniek?
A
De atmosfeer
B
De oceanen
C
De lithosfeer
D
De binnenkern

Slide 7 - Quiz

Wat is een gevolg van platentektoniek?

A
Vorming van regenwouden
B
Vorming van de Himalaya
C
Vorming van ijskappen
D
Vorming van zandwoestijnen

Slide 8 - Quiz

Platentektoniek gebeurt enkel op land, niet onder zee.

A
Juist
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Door platentektoniek kunnen vulkanen ontstaan op plekken waar platen uit elkaar bewegen.
A
juist
B
fout

Slide 10 - Quiz

Inleiding - Ontstaan van de Aarde

Ongeveer 4,6 miljard jaar geleden ontstaan uit een gasmassa.
Bij afkoeling: samentrekking en vorming van een hete, vloeibare planeet.
Door zwaartekracht:
→ Zwaardere elementen (bv. ijzer, zink) naar het centrum.
→ Lichtere elementen naar de oppervlakte.

Slide 11 - Diapositive

Gelaagde Structuur van de Aarde

Kern: zwaarste elementen zoals ijzer.

Mantel: stroperige massa tussen kern en korst.

Korst: dunne, harde buitenlaag.

Slide 12 - Diapositive

De aarde ontstond ongeveer 2,6 miljard jaar geleden.

A
juist
B
fout

Slide 13 - Quiz

Bij de afkoeling van de aarde zonken de lichtere elementen naar de kern.
A
juist
B
fout

Slide 14 - Quiz

De aardmantel bestaat volledig uit vaste stoffen.
A
juist
B
fout

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurde er toen de jonge aarde afkoelde?

A
Alle materialen verspreidden zich gelijkmatig.
B
De lichte elementen zonken naar het centrum.
C
De zware elementen zonken naar het centrum.
D
De aarde bleef volledig vloeibaar.

Slide 16 - Quiz

De diepste boring ooit: Kola
Locatie: Kola-schiereiland.
Diepte bereikt: 12 262 meter.
Doel: 15 000 meter → niet gehaald.
Reden stopzetting: Temperatuur steeg tot 180 °C (verwacht: 100 °C).
Bij 15 000 m zou temperatuur 300 °C worden → te heet voor de boorkop.

Duur van het project: 24 jaar.

Slide 17 - Diapositive

Situeer het schiereiland Kola met behulp van de atlas.

Kola - Ligt ten ........
van ........ (land)
.

Slide 18 - Question ouverte

welke zee ligt ten zuiden van het schiereiland:

Slide 19 - Question ouverte

welke zee ligt ten Noorde van het schiereiland:

Slide 20 - Question ouverte

- Ligt vlak bij de landgrenzen van?

Slide 21 - Question ouverte

De aarde heeft een straal van 6 370 km. Dat betekent dat men maar tot 0,19 % van de maximale diepte heeft kunnen boren. Toch weten we veel over de inwendige structuur van de aarde. Hoe kan dat?

Slide 22 - Question ouverte

2 | Informatie uit seismologisch onderzoek
  • Structuur van de aarde wordt onderzocht via seismische golven.
  • Golven ontstaan bij aardbevingen of worden kunstmatig opgewekt.
  • Zo krijgen wetenschappers inzicht in:
  1. Samenstelling van de aarde
  2. Eigenschappen van de verschillende lagen

Slide 23 - Diapositive

Seismograaf en Seismogram
  • Seismograaf: toestel dat de trillingen van een aardbeving opvangt en registreert.
  • Seismogram: de grafiek (met schokkende lijnen) die de trillingen visueel weergeeft.
  • Wordt gebruikt om aardbevingen te analyseren.


Slide 24 - Diapositive

Waarom kunnen seismische golven informatie geven over de structuur van de aarde?
A
Omdat ze overal met dezelfde snelheid bewegen
B
Omdat hun gedrag verandert bij het passeren van verschillende materialen
C
Omdat ze alleen langs de aardkorst bewegen
D
Omdat ze de temperatuur van gesteenten meten

Slide 25 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen natuurlijke en kunstmatig opgewekte seismische golven?
A
De kunstmatige golven zijn krachtiger dan natuurlijke golven
B
Natuurlijke golven bewegen enkel langs het oppervlak
C
Kunstmatige golven worden specifiek gericht om lagen te bestuderen
D
Natuurlijke golven ontstaan alleen in de oceaanbodem

Slide 26 - Quiz

Wat betekent het als een seismische golf plots vertraagt?
A
De golf bereikt een overgang tussen twee lagen met verschillende eigenschappen
B
De golf verplaatst zich in een minder dicht materiaal
C
De golf verplaatst zich naar de oppervlakte
D
De aardbeving wordt zwakker

Slide 27 - Quiz

Wat geeft een grotere amplitude op een seismogram meestal aan?
A
Een krachtigere aardbeving of een dichterbij gelegen epicentrum
B
Dat het epicentrum ver weg ligt
C
Dat de golf door de aardkern is gegaan
D
Dat er geen schade zal zijn aan het aardoppervlak

Slide 28 - Quiz

3 soorten golven
  • P- golven of primaire golven
  • S-golven of secundaire golve,
  • oppervlaktegolven

Slide 29 - Diapositive

P-golven (Primaire golven)
  • Type beweging: Longitudinaal (in de lengterichting).
  • Snelheid: Zeer snel, eerst waargenomen bij aardbevingen.
  • Beweging: Materiaal wordt afwisselend samengedrukt en uitgerekt.
  • Snelheid neemt toe bij hogere dichtheid van het materiaal.


Slide 30 - Diapositive

S-golven (Secundaire golven)
  • Type beweging: Transversaal (dwars op voortplantingsrichting).
  • Medium: Alleen vaste stoffen (niet door vloeibare kern).
  • Kracht: Krachtiger dan P-golven maar trager.
  • Reden naam: Worden na de P-golven gedetecteerd.

Slide 31 - Diapositive

Oppervlaktegolven
  • Voortplanting: Aan het aardoppervlak.
  • Snelheid: Langzaam, maar grote amplitude.
  • Schade: Veroorzaken de meeste schade bij aardbevingen.
  • Vergelijking: Zoals kringen in water na het gooien van een steen.

Slide 32 - Diapositive

Wat bepaalt de snelheid van een P-golf in een bepaald materiaal?
A
De temperatuur van het materiaal
B
De afstand tot het epicentrum
C
De dichtheid van het materiaal
D
De diepte van de aardkorst

Slide 33 - Quiz

Waarom stoppen S-golven in de buitenkern van de aarde?
A
Omdat vloeistoffen geen transversale beweging ondersteunen
B
Omdat de druk te hoog wordt
C
Omdat de temperatuur daar te laag is
D
Omdat er geen dichtheidsverschil is

Slide 34 - Quiz

Welke uitspraak over S-golven is correct?
A
Ze bewegen zich sneller dan P-golven.
B
Ze kunnen vloeibare materialen niet doorkruisen.
C
Ze zijn de eerste golven die een seismograaf oppikt.
D
Ze verplaatsen zich longitudinaal.

Slide 35 - Quiz

Waarom veroorzaken oppervlaktegolven de meeste schade bij aardbevingen?
A
Omdat ze de snelste golven zijn
B
Omdat ze met grote amplitude bewegen aan het aardoppervlak
C
Omdat ze alleen onder water optreden
D
Omdat ze enkel door vaste gesteenten reizen

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Diapositive

Seismische golven en schaduwzones
Seismische golven:
  • Worden afgebogen door verschillen in dichtheid binnen de aarde.
  • Daardoor kunnen ze wereldwijd worden geregistreerd.
Schaduwzones:
  • Tussen 103° en 143° van het epicentrum worden geen P- en S-golven waargenomen.

Vanaf 143° zijn er wel P-golven, maar geen S-golven.

Belangrijke conclusie:

S-golven stoppen bij vloeibare lagen ➔ bewijs voor vloeibare buitenkern.

Slide 38 - Diapositive

Waarom worden seismische golven in de aarde afgebogen?

A
Door temperatuursveranderingen in de aardmantel.
B
Door botsingen met gesteenten.
C
Door toenemende dichtheid van materialen.
D
Omdat de aarde ronddraait.

Slide 39 - Quiz

Wat verklaart het bestaan van een vloeibare buitenkern op basis van seismologisch onderzoek?
A
P-golven versnellen als ze door vloeistoffen bewegen.
B
S-golven worden volledig tegengehouden door vloeibare lagen.
C
P- en S-golven worden beide versterkt in vloeistof.
D
Seismische golven verdwijnen volledig in vloeibare lagen.

Slide 40 - Quiz

Wat gebeurt er tussen 103° en 143° vanaf het epicentrum van een aardbeving?
A
Alleen P-golven worden waargenomen.
B
Alleen S-golven worden waargenomen.
C
Geen P- en S-golven worden waargenomen.
D
Oppervlaktegolven domineren.

Slide 41 - Quiz

 Discontinuïteiten in de aarde
Discontinuïteiten:
  • Overgangszones binnen de aarde.
  • Markeren veranderingen in dichtheid, samenstelling of fysische eigenschappen van gesteenten.
Ontdekking:
  • Door seismische golven die bij het passeren van verschillende lagen:
                 - Van snelheid veranderen,
                 - Afbuigen van hun oorspronkelijke pad.
Belang:
  • Helpt om de interne structuur van de aarde te reconstrueren.

Slide 42 - Diapositive

Wat is een discontinuïteit in de interne structuur van de aarde?
A
Een vloeibare zone in de aardkern.
B
Een overgangsgebied waar eigenschappen van gesteente veranderen.
C
Een plaats waar seismische golven volledig stoppen.
D
Een plaats waar aardbevingen altijd ontstaan.

Slide 43 - Quiz

Wat gebeurt er met seismische golven als ze een discontinuïteit passeren?

A
Ze versnellen altijd.
B
Ze stoppen volledig
C
Hun snelheid en/of richting verandert.
D
Ze worden versterkt.

Slide 44 - Quiz

Hoe kunnen wetenschappers discontinuïteiten in de aarde opsporen?
A
Door temperatuurmetingen in de aardkorst.
B
Door analyse van het gedrag van seismische golven.
C
Door boringen tot de aardkern.
D
Door magnetische veldmetingen.

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Diapositive


Inwendige structuur van de aarde
  • de chemische samenstelling  
  • de fysische eigenschappen.


Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Isostasie
  • De lithosfeer heeft een kleinere massadichtheid (ρ) dan de asthenosfeer, die eronder ligt. Daardoor kan de lithosfeer op en neer bewegen naargelang er meer of minder massa aanwezig is. =  isostasie.
  • Als er op een bepaalde plaats massa op de lithosfeer bijkomt (zoals ijskappen tijdens een ijstijd), dan zakt de lithosfeer in de asthenosfeer.
  • Als er op een bepaalde plaats massa uit de lithosfeer verdwijnt (zoals bij smeltende ijskappen tijdens een tussenijstijd), dan rijst de lithosfeer omhoog.



Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive