7-04-2025

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos!

• En tu mesa:
• Libro de texto (= tekstboek)
• Libro de ejercicios (= werkboek)
• Cuaderno (= schrift) 
• iPad --> LessonUp

Leerdoelen Lección 2

• Aan het einde van Lección 2 kun je kamers en meubels beschrijven in het Spaans.
• Aan het einde van Lección 2 kun je een huis kiezen om vakantie in te houden en zeggen waarom in het Spaans.
• Aan het einde van Lección 2 kun je hay en no hay in zinnen gebruiken om er is/ligt/staat en er zijn/liggen/staan te zeggen.
• Aan het einde van Lección 2 kun je een plattegrond en een beschrijving  vergelijken.
• Aan het einde van Lección 2 kun je een huis en het meubilair beschrijven.
• Aan het einde van Lección 2 weet je hoe een typisch Spaans huis eruit ziet.

Hoy (= vandaag)

• S.O. opnieuw inplannen
• Corregir la tarea de la semana pasada
• La tarea de esta semana
• Repaso de la semana pasada
• Hay / no hay 
• Las partes de la casa
• Juego de la memoria

S.O. opnieuw inplannen

• Vrijdag  9 mei
• Maandag 12 mei

Corregir tu tarea

Tarea de esta semana

• Hacer (maken): libro de ejercicios (werkboek) p. 53 ejercicio 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13
• Estudiar (leren): p. 131 Tareas domésticas, Mi gramática, Mi mapa mental, La Ventana, Cuestionario cultural, Cómic

Repaso de la semana pasada

• Casa imaginaria
• 2 o 3 voluntarios 
• Dibujar
• Degene die als eerste een huis heeft getekend dat lijkt op de beschrijving wint.

Escucha y contesta

e. Al final eligen el piso de Campanar porque hay tres habitaciones. También hay wifi y una piscina. 

• ¿Por qué le gusta el piso de Campanar al padre?
• ¿Y a la madre?
• ¿Y a Yago?
• Welke details hoor je nog meer? 
• A la madre le gusta el piso porque hay tres habitaciones. Al padre le gusta porque hay wifi. A Yago le gusta porque hay piscina y wifi.

Hay / no hay

• Er is / ligt / staat en er zijn / liggen / staan
• Hay una cama en mi dormitorio.
• En la casa de Jaime no hay jardín.
• En esta casa hay dos cuartos de baño.
• Hay poca luz en la cocina.
• Hay mucha gente en la calle.
• ¿Hay un balcón en tu casa?
• En el salón hay tres plantas.
• Hay muchos niños en mi clase.  

Hay / no hay

Er is / ligt / staat en er zijn / liggen / staan

• Hay una cama en mi dormitorio.
  
• En la casa de Jaime no hay jardín.
  
• En esta casa hay dos cuartos de baño.
  
• Hay poca luz en la cocina.
  
• Hay mucha gente en la calle.
  
• ¿Hay un balcón en tu casa?
  
• En el salón hay tres plantas.
  
• Hay muchos niños en mi clase.  

• hay + lidwoord + zelfst. nw. enkelv.
• hay + nummer/veel/weinig + zelfst. nw. meerv.
• hay + zelfst. nw. meerv / ontelbaar
• no hay + zelfst. nw.  

Practicar

• ¿Qué? Hace ejercicio 4 en tu libro de ejercicios (p. 54). Maak zinnen met Hay en de woorden die je hebt gekregen. Zin 6 mag je overslaan.
• ¿Cómo? Individualmente o en parejas
• ¿Tiempo? 5 minutos
• ¿Pregunta? Kijk eerst of je er samen uit komt. Lukt dit niet? Steek dan je vinger op.
• ¿Listo? La tarea de esta semana

Soluciones

1. Hay una radio en el cuarto de baño.
2. (No)Hay un televisor en la cocina.
3.  (No) Hay un balcón en mi casa.
4. (No) Hay un sofá en el salón.
5. (No) Hay un escritorio en la habitación.
6. -
7. (No) Hay sillas en la cocina.

¿Y tú? ¿Cuál eliges?

• Welke van de 3 huizen zou jij kiezen?
• Schrijf in je schrift: 
•  A mí me gusta ... porque ...
• Denk aan: hay 

La casa de Mario

• Ejercicio 5 p. 54 de tu libro de ejercicios.
• Lees de zinnen door om je voor te bereiden op het luisteren. 
• 2 minutos 

Habitaciones en mi casa.
Beschrijf welke kamers er in jouw huis zijn in het Spaans.

La próxima vez

• Lección 2 ¿Qué hay en el comedor?