Past, Present, Future
1 / 15
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
What grammar do you still remember from this schoolyear?
Slide 2 - Carte mentale
Present Simple
Present Continuous
Present Perfect
Past Simple
Future
In het verleden gebeurd en gestopt.
Nu aan de gang.
Feit of gewoonte
Gaat nog gebeuren.
In het verleden gebeurd en nog steeds bezig.
Slide 3 - Question de remorquage
Lisa has played the piano since she was little.
A
Past Simple
B
Present Continuous
C
Present Perfect
D
Future
Slide 4 - Quiz
We are going to France this summer.
A
Present Simple
B
Future
C
Present Continuous
D
Past Simple
Slide 5 - Quiz
They stole table numbers from MacDonalds two weeks ago.
A
Present Simple
B
Past Simple
C
Present Continuous
D
Present Perfect
Slide 6 - Quiz
Present Simple
Present Continuous
Present Perfect
Past Simple
Future
Hele ww + ed OF
2e uit het rijtje
2e uit het rijtje
am/are/is + hele ww + ing
Hele ww (+s)
am/are/is + going to + hele ww
have/has + voltooid deelwoord
Slide 7 - Question de remorquage
He ...... (to take) the test again yesterday.
Slide 8 - Question ouverte
My parents ..... (to wash) the car right now.
Slide 9 - Question ouverte
Me and my friends ..... (to walk) 12 miles so far.
Slide 10 - Question ouverte
I always ..... (to check) to see if I closed the door properly.
Slide 11 - Question ouverte
I ..... (to celebrate) my birthday next weekend.
Slide 12 - Question ouverte
Vertaal (géén afkorting gebruiken):
Hij gaat soms naar de bioscoop.
Hij gaat soms naar de bioscoop.
Slide 13 - Question ouverte
Vertaal (géén afkorting gebruiken):
Mijn zus is haar haar aan het borstelen.
Mijn zus is haar haar aan het borstelen.
Slide 14 - Question ouverte
Vertaal (géén afkorting gebruiken):
Ik ga volgende week naar mijn grootouders.
Ik ga volgende week naar mijn grootouders.
