Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
TEST JEZELF
Slide 1 - Diapositive
kleiner of groter:
-2,6 .......... -2,63
A
kleiner
B
groter
Slide 2 - Quiz
kleiner of groter:
4,08 ..........4,07
A
kleiner
B
groter
Slide 3 - Quiz
kleiner of groter:
2 1/4 .......... 5/2
A
kleiner
B
groter
Slide 4 - Quiz
kleiner of groter:
10/3 .......... 3,4
A
kleiner
B
groter
Slide 5 - Quiz
Het grootste getal is:
A
-1
B
-1 1/2
C
- 1 1/4
D
- 3/4
Slide 6 - Quiz
Hoeveel deciliter chocolademelk zit er in de maatbeker?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 7 - Diapositive
Er zit .... dL chocolademelk in de beker.
A
75
B
750
C
7,5
D
0,75
Slide 8 - Quiz
Hoeveel milliliter chocolademelk zit er in de
maatbeker?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 9 - Diapositive
Er zit .... mL chocolademelk in de maatbeker.
A
700
B
70
C
750
D
7,5
Slide 10 - Quiz
Van haar zakgeld besteed Ilona altijd 1/5 deel aan kleren en 1/3 deel aan uitgaan. De rest spaart ze op voor vakantie. Welk deel spaart ze?
A
minder dan de helft
B
meer dan de helft
C
de helft
Slide 11 - Quiz
Frank heeft 20 glazen sinas nodig.
In één glas gaat ongeveer 0,2 liter.
Hoeveel liter sinas denkt Frank nodig te hebben.
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 12 - Diapositive
Frank denkt dat hij ... liter nodig heeft.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 13 - Quiz
Hoeveel flessen van 1.5 liter moet Frank kopen?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 14 - Diapositive
Frank moet .... flessen kopen:
A
2
B
3
C
2,7
D
4
Slide 15 - Quiz
Vier personen hebben een klusje gedaan en hebben daar een totaal bedrag voor ontvangen. Aan materialen waren zij 1/3 van het bedrag kwijt. De rest wordt in gelijke delen verdeeld over de 4 personen. Welk deel van het TOTALE bedrag krijgt elk van de 4 personen.
A
1/12
B
1/7
C
1/5
D
1/6
Slide 16 - Quiz
driekwart deel van 24.000,- is:
A
16.000
B
18.000
C
6000
D
12.000
Slide 17 - Quiz
Welke breuk is gelijk aan het getal 2.70?
A
2 7/100
B
2 70/10
C
2 7/10
D
2 1/7
Slide 18 - Quiz
Bereken de prijs in euro's van 10 gram Jumbo garnalen.
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 19 - Diapositive
A
0,25
B
0,29
C
2,90
D
0,30
Slide 20 - Quiz
Ellen koopt 250 gram Jumbo garnalen.
Hoeveel moet Ellen betalen?
Vul je antwoord in op de volgende slide.
Slide 21 - Diapositive
Ellen moet ..... betalen.
A
7,40
B
7,35
C
7,38
D
7,50
Slide 22 - Quiz
In 2011 waren 3913819 Nederlanders jonger dan 20 jaar. Afgerond op miljoenen is dat...
A
3 miljoen
B
4 miljoen
Slide 23 - Quiz
In 2011 waren 3913819 Nederlanders jonger dan 20 jaar. Afgerond op duizendtallen is dat...
A
3914000
B
3914919
C
39134819
D
3913000
Slide 24 - Quiz
Dit is een deel van een hangweger.
Hoeveel kilogram geeft deze weger aan?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 25 - Diapositive
De weger geeft ...... kilogram aan.
A
31
B
23
C
33
D
34
Slide 26 - Quiz
Hoeveel kilogram kan deze hangweger maximaal aangeven?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 27 - Diapositive
De hangweger kan maximaal ..... kilogram aangeven.
A
90
B
85
C
80
D
75
Slide 28 - Quiz
Van deze reep krijgt André 1/3 deel en Bert 2/5 deel. Corné krijgt de rest.
Hoeveel blokjes krijgt Bert?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 29 - Diapositive
Bert krijgt ..... blokjes.
A
10
B
12
C
6
D
20
Slide 30 - Quiz
1/3 + 2/5 =
A
3/8
B
3/15
C
11/15
Slide 31 - Quiz
Welk deel van de reep krijgt Corné?
4/15 - 8/15 - 11/15 - 1/4
Vul je antwoord in op de volgende slide.
Slide 32 - Diapositive
Corné krijgt...... deel
A
4/15
B
8/15
C
11/15
D
1/4
Slide 33 - Quiz
Dit is de kassabon van Inge.
Hoeveel euro moet Inge betalen?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 34 - Diapositive
Inge moet € ....... betalen.
A
2,74
B
2,70
C
2,75
Slide 35 - Quiz
Inge betaalt met €5,00
Hoeveel euro krijgt ze terug?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 36 - Diapositive
Inge krijgt € ....... terug.
A
2,20
B
2,26
C
2,25
D
2,30
Slide 37 - Quiz
Van een taart is nog 1/4 deel over.
Edward krijgt van wat er over is 1/3 deel.
Welk deel van de hele taart krijgt hij?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 38 - Diapositive
Edward krijgt ...... deel van de hele taart.
A
2/7
B
7/12
C
2/7
D
1/12
Slide 39 - Quiz
Hoeveel euro kost één pakje appelsap?
Vul het antwoord in op de volgende slide.
Slide 40 - Diapositive
Eén pakje kost: €........
A
0,30
B
0,60
C
0,40
Slide 41 - Quiz
Niek koopt 12 pakjes appelsap.
Hoeveel liter appelsap heeft hij dan gekocht?
Vul je antwoord in op de volgende slide.
Slide 42 - Diapositive
Niek koopt dan ..... liter appelsap.
A
2
B
2,2
C
2,4
D
3
Slide 43 - Quiz
Het cijfer 9 in het getal 2,94 heeft de waarde van....
A
9 honderd
B
9 tiende
C
negentig
D
9 honderdste
Slide 44 - Quiz
Het cijfer 4 in het getal 2,94 heeft de waarde van....
Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
45 Stel het aantal punten invoor deze vraag.
Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
Differentiëer
Differentiëer
Instellingen
Quizvraag
Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
45 Stel het aantal punten invoor deze vraag.
Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.