Geschiedenis oefenen voor toets Eerste wereldoorlog

• Geschiedenis
• Basisschool
• Groep 7

Geschiedenis oefenen voor toets Eerste wereldoorlog

Welke twee groepen landen vochten tegen elkaar
tijdens de Eerste Wereldoorlog?

1. Duitsers en Fransen
2. Vijanden en Geallieerden
3. Centralen en Bondgenoten
4. Centralen en Geallieerden

Waaruit blijkt dat veel landen dachten dat er een oorlog
zou komen?

1. Veel landen zetten spionnen en afluisterapparatuur in
2. Alle Europese landen wilden hun koloniën behouden
3. Veel landen sloten bondgenootschappen

Welke middelen werden tijdens de Eerste Wereldoorlog
als wapens gebruikt?

1. Paarden als trekdieren
2. Vliegtuigen en duikboten
3. Sabels, degens en voorlaad-kanonnen
4. Kleurrijke uniformen

Door de Industriële Revolutie veranderde de manier van oorlogvoeren. Wat bleef hetzelfde als vóór de Eerste Wereldoorlog?

1. De wapens
2. de kleding
3. het gebruik van dieren
4. het slagveld

Waardoor weten we hoe het leven aan het front was?

1. soldaten werden ziek van de oorlog en raakten gewond
2. soldaten schreven gedichten, brieven en dagboeken
3. soldaten maakten kunstwerken van kogelhulzen

Waarom vielen tijdens de Eerste Wereldoorlog vooral
veel slachtoffers onder soldaten?

1. dit is en elke oorlog zo, want soldaten vechten in de frontlinie
2. in dorpen en steden werd veel gevochten en daar zaten de soldaten
3. ze gingen dood van de heimwee
4. er werd vooral gevochten in de loopgraven en daar waren alleen soldaten

Welk woord hoort niet bij Nederland tijdens de Eerste
Wereldoorlog?

1. bondgenoot
2. neutraal
3. smokkelland
4. vluchtelingenkamp

Wat ging van Nederland naar België de grens over?

1. Belgische vluchtelingen
2. boter, zout en vee
3. soldaten

Welke straf kreeg Duitsland na de Eerste Wereldoorlog?

1. ze kregen de schuld van de oorlog
2. een kleiner leger, land afstaan en veel geld betalen
3. hoge werkloosheid
4. het ging heel slecht met de Duitse economie

Waarom waren veel Duitsers blij met Hitler?

1. De Duitsers kregen de schuld van de oorlog.
2. Er was crisis en Hitler dacht de oplossing voor alle problemen te hebben.
3. Het ging heel slecht met de Duitse economie.
4. Met de smokkelroutes zorgde hij dat het snel beter ging in Duitsland.