2.2 Voedingsstoffen

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Voedingsstoffen

Slide 2 - Diapositive

Deze les
Herhaling 2.1
Uitleg 2.2
Lezen 2.2
Maken opdrachten

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn voedingsmiddelen?

Slide 5 - Question ouverte

Dierlijk
Plantaardig
Voedingsmiddellen

Voedingsstoffen 
op het etiket

Slide 6 - Question de remorquage

Wat zijn voedingsstoffen?

Slide 7 - Question ouverte

Noem de 4 functies van voedingsstoffen

Slide 8 - Question ouverte

Waarvoor waren voedingsvezels belangrijk?

Slide 9 - Question ouverte

4 functies voedingsstoffen
  1. Brandstof
  2. Bouwstof
  3. Reservestof
  4. Beschermende stof

Slide 10 - Diapositive

6 Voedingsstoffen
  1. Eiwitten
  2. Koolhydraten
  3. Vetten
  4. Water
  5. Mineralen
  6. Vitaminen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Eiwit
Belangrijke bouwstof
-Vorming van celplasma
-Opbouw van spieren

Te veel eiwitten > brandstof 

lichaam slaat niet op als reservestof!

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Koolhydraten
Belangrijke brandstof
Suikers, zetmeel en glycogeen en voedingsvezels

Te veel koolhydraten > omgezet in vet(reservestof)

Glucose kan worden omgezet in glycogeen en zo als reservestof worden opgeslagen in de lever en in je spieren.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Vetten
Vooral brandstof
Ook bouwstof en reservestof

Te veel vet wordt opgeslagen onder de huid als reservestof

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Water
Lichaam 60% water
Bouwstof

Nodig voor vervoer van stoffen in het lichaam

 De meeste stoffen kunnen alleen goed door je lichaam worden vervoerd als ze zijn opgelost in water. Bloed bestaat voor een groot deel uit water.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Mineralen
Worden ook wel zouten genoemd

Calcium(kalk) natrium, magnesium en ijzer.
Bouwstof en beschermende stof


 Je hebt mineralen nodig als bouwstof, bijvoorbeeld kalk voor de opbouw van botten. 

Mineralen zijn ook beschermende stoffen. Je hebt ze nodig om gezond te blijven.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Vitaminen
Bouwstof en beschermende stof
Te weinig vitaminen > ziek
Te veel vitaminen > ziek

Daarom moet je niet zomaar vitaminetabletten gaan slikken. Als je normaal en gezond eet, krijg je voldoende vitaminen binnen.

Vitamine A, B, C, D en K
A is nodig voor je huid en om goed te kunnen zien. Vitamine D is nodig voor de stevigheid van je botten.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Ei
Koolhydraten
Vetten

Slide 29 - Question de remorquage

Welke voedingsstoffen heb je nodig Om ziektes te voorkomen?
A
Vitamine/Mineralen
B
Eiwitten/koolhydraten
C
Koolhydraten/Eiwitten
D
Vitamine/Koolhydraten

Slide 30 - Quiz

Druiven zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 31 - Quiz

Koolhydraten zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 32 - Quiz

Voedingsmiddel of voedingsstof
Appel
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 33 - Quiz

Voedingsmiddel of voedingsstof
Vitaminen
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 34 - Quiz

Voedingsmiddel of voedingsstof?
Koolhydraten
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 35 - Quiz

Eiwitten zijn een
A
Voedingsstof
B
Voedingsmiddel

Slide 36 - Quiz


In de afbeelding is een voedingsmiddel weergegeven
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

Wat is geen voedingsstof?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Vlees

Slide 38 - Quiz

opdr 7/
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) is de hoeveelheid die je per dag van een stof zou moeten binnenkrijgen

Vraag:Bereken hoeveel milligram fosfor je per dag nodig hebt volgens deze informatie.

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Slide 41 - Vidéo

Aan de slag!
Kader= 2.2 opdr 1 t/m 7 (opdr 3 overslaan)

Basis= 2.2 opdr 2 tm 6

Slide 42 - Diapositive