Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Uiterlijk beschrijven
LA ROPA
Unos ejemplos
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
LA ROPA
Unos ejemplos
Slide 1 - Diapositive
Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón
Slide 2 - Question de remorquage
Ejemplos (voorbeelden)
él / ella = hij/zij
TENER
tiene
el pelo rubio / castaño
tiene
los ojos marrones /azules
SER
es
guapo/a / alto /a / bajo/a
LLEVAR
lleva
gafas/barba/bigote
Slide 3 - Diapositive
Ejemplo completo
Es una mujer.
Es alta.
Es muy guapa
Tiene el pelo rubio y corto.
Tiene los ojos marrones.
Lleva pantalones rojos
No lleva gafas.
Slide 4 - Diapositive
Bij het uiterlijk beschrijven gebruik je altijd één van de volgende werkwoorden:
A
Ser, Tener, Llevar
B
Estar, Tener, Llevar
C
Ser, Tener, Estar
D
Estar, Llevar, Ser
Slide 5 - Quiz
Karakter beschrijven gebruik je het werkwoord....
Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt.
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.
Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta.
Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt.
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.
Llevar gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft.
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules.
A
Ser (soy, eres, es)
B
Llevar (llevo, llevas, lleva)
C
Estar (estoy, estás, está)
D
Tener (tengo, tienes, tiene)
Slide 6 - Quiz
Welk werkwoord gebruiken we bij woorden als barba, bigote, gafas etc..
A
llevar
B
llevar y ser
C
ser
D
ser y tener
Slide 7 - Quiz
ser - tener of llevar?
Ana _______ el pelo rubio
A
tiene
B
es
C
lleva
D
tengo
Slide 8 - Quiz
ser - tener - llevar?
Pedro y Marco _______ gafas
A
tienen
B
son
C
llevan
D
tiene
Slide 9 - Quiz
ser - tener - llevar?
Mi amigo _______ guapo
A
tiene
B
es
C
lleva
D
soy
Slide 10 - Quiz
SER
TENER
LLEVAR
Pelo
Ojos
Alto/-a
Gafas
holandés/-a
ropa
simpático/-a
gordo/-a
Slide 11 - Question de remorquage
Koppel de tegenovergestelde woorden aan elkaar
rizado
caro
mucho
largo
alto
corto
liso
bajo
barato
poco
Slide 12 - Question de remorquage
¿Cómo se dice en español?:
Ze draagt veel sportieve kleding.
A
Lleva mucho ropa deportivo.
B
Lleva mucha deportiva ropa.
C
Lleva mucha ropa deportiva.
D
Lleva mucha ropa deportivo.
Slide 13 - Quiz
¿Cómo se dice en español?:
Mijn vriendin heeft blond haar en bruine ogen.
A
Mi amiga tiene el pelo rubio y los ojos marrones.
B
Mi amiga tiene el pelo castaño y los ojos marrones.
C
Mi amiga tiene el pelo rubio y los ojos azules.
D
Mi amiga tiene el pelo rubia y los ojos verdes.
Slide 14 - Quiz
Juan ... muy alto - vul het ww in
A
está
B
lleva
C
tiene
D
es
Slide 15 - Quiz
Mi hermana ... los ojos azules- vul het ww in
A
está
B
lleva
C
tiene
D
es
Slide 16 - Quiz
Mi padre ... barba - vul het ww in
A
está
B
lleva
C
tiene
D
es
Slide 17 - Quiz
Haarkleur beschrijven in het Spaans:
Ik heb blond haar
A
Soy el pelo rubio
B
Llevo el pelo rubio
C
Estoy el pelo rubio
D
Tengo el pelo rubio
Slide 18 - Quiz
Juan is lang, knap en slank.
A
Juan es alto, guapo y bajo
B
Juan es alto, guapo y delgado
C
Juan es bajo, guapo y delgado
Slide 19 - Quiz
Sara heeft lang haar en een bril.
A
Sara tiene el pelo largo y tiene gafas
B
Sara lleva el pelo corto y lleva gafas
C
Sara tiene el pelo largo y lleva gafas
Slide 20 - Quiz
Mijn vader is kaal heeft een baard.
A
Mi padre es calvo y tiene barba
B
Mi padre lleva calvo y lleva barba
C
Mi padre es calvo y lleva barba
Slide 21 - Quiz
Bajo/a betekent...
A
lang
B
kort, klein
Slide 22 - Quiz
Vertaal: mijn moeder is klein
Slide 23 - Question ouverte
Rizado betekent...
A
steil
B
krullend
C
golvend
Slide 24 - Quiz
Vertaal: ik heb krullend haar
Slide 25 - Question ouverte
Bigote betekent...
A
baard
B
snor
C
bril
Slide 26 - Quiz
Vertaal: mijn opa heeft een snor
Slide 27 - Question ouverte
Moreno/a betekent...
A
bruinharig
B
blond
Slide 28 - Quiz
Vertaal: mijn vader is bruinharig
Slide 29 - Question ouverte
Beschrijf deze man, noem 2 aspecten
(schrijf de zinnetjes onder elkaar)
Slide 30 - Question ouverte
Beschrijf dit plaatje, noem 2 aspecten
(schrijf de zinnetjes onder elkaar)
Slide 31 - Question ouverte
Beschrijf dit plaatje, noem 2 aspecten
(schrijf de zinnetjes onder elkaar)
Slide 32 - Question ouverte
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
quizlet.com
Slide 35 - Lien
Plus de leçons comme celle-ci
Hoofdstuk 3 " y tú cómo eres"
March 2024
- Leçon avec
21 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Gebiedende wijs
February 2023
- Leçon avec
27 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
jaar 1
May 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
4H ser / estar
December 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Voorbereiding luister- en spreekvaardigheid
December 2023
- Leçon avec
41 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Havo 2 Les 6 - woe 17-10-2018
February 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
PA2 capítulo 3: Y tú, ¿cómo eres?
January 2021
- Leçon avec
37 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Les brugklas week 12
March 2025
- Leçon avec
17 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1