3H - 409

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Zoek je plek 

Pak je

spullen

Lees in je 

leesboek

Deze les:

- Lezen

- Korte herhaling vorige keer.

- HW bespreken (42, 44, 46)

Uitleg 4.4:

- Stoot en snelheidsverandering

- Voorbeeldopdracht (48)

Aan de slag:

- Opdracht 47 en 50

Afsluiten

5 min 

5 min

5 min

10 min

15 min

Lezen

Planning

week	woensdag	vrijdag
45	Start 4.4	Afmaken 4.4
46	Samenvatting en PO voorbereiding	-
47	PO deel 1 (22 nov)	PO deel 2 (24 nov)
48	Oefentoets	Toets (1 december)

Stoot waarbij bewegingsenergie stijgt

Stoot waarbij bewegingsenergie daalt

stoot=F⋅t

Arbeid en Stoot

• Je oefent een kracht over een afstand uit.
  Dit resulteert in arbeid.

• Je oefent een kracht gedurende een tijd uit.
  Dit resulteert in stoot.

W=F⋅s

stoot=F⋅t

Antwoord 42

• a) arbeid.
  
• b) stoot

Antwoord 44

• a) Een bal gooien.
  
• b) Een bal vangen

Antwoord 46a

• t = 0,20 s
• F = 50 N
• stoot = ?
  
  
• stoot = F x t
• stoot = 50 x 0,20 = 10 Ns

Antwoord 46b

• t = 5,0 s
• F = 200 N
• stoot = ?
  
  
• stoot = F x t
• stoot = 200 x 50 = 1000 Ns

Antwoord 46c

• m = 0,50 kg
• t = 1,0 s
• stoot = ? 
  
  
• stoot = F x t
  
  
• Fz = m x g
• Fz = 0,50 x 9,81 = 4,905 N
  
  
• stoot = F x t
• stoot = 4,905 x 1 = 4,91 Ns 

Stoot waarbij bewegingsenergie stijgt

Stoot waarbij bewegingsenergie daalt

stoot=F⋅t

Stoot en snelheidsverandering

Een stoot zorgt voor een snelheidsverandering. 

Er zijn 3 manieren om de snelheid (v) 
zo groot mogelijk te maken. 

1.  Een zo groot mogelijke kracht (F) uitoefenen.
2. De kracht een zo lang mogelijke
   tijd (t) uitoefenen. 
3.  Het voorwerp een zo klein
   mogelijke massa (m) geven.

4.4 Stoot

Hoeveel de snelheid van een voorwerp verandert door een stoot is afhankelijk van de massa van het voorwerp.

Een zwaar voorwerp gaat na een stoot minder snel dan een licht voorwerp door dezelfde stoot. 

Stoot waarbij bewegingsenergie stijgt

Stoot waarbij bewegingsenergie daalt

stoot=F⋅t

Stoot waarbij bewegingsenergie stijgt

Stoot waarbij bewegingsenergie daalt

stoot=F⋅t

stoot=m⋅v

Stoot en beweging

F⋅t=m⋅v

v=​m​​F⋅t​​

m=​v​​F⋅t​​

t=​F​​m⋅v​​

F=​t​​m⋅v​​

F  is de kracht
    in Newton (N)

t   is de tijd
     in seconde (s)

m is de massa
     in kilogram (kg)

v  is de snelheid
     in meter per seconde (m/s)

Antwoord 48a

• m = 70000 kg
• F = 35 kN = 35000 N
• t = 1 min = 60 s
• v = ?
  
  
• F x t = m x v
• (Fxt)/m = v
• (35000 x 60 )/ 70000 = v
• v = 30 m/s

Antwoord 48a

• v = 8,0 m/s
• F = 100 N
• m = 60 kg
• t = ?
  
  
• F x t = m x v
• t = (m x v)/ F
• t = (60x8,0)/100
• t = 4,8 s

Werk aan:

• Je werkt samen met degene naast wie je zit.
  
• Als de timer voorbij is bespreken we de eerste set opdrachten.

Maak 47 en 50

47

v=​m​​F⋅t​​

m=​v​​F⋅t​​

t=​F​​m⋅v​​

F=​t​​m⋅v​​

• 50
• 200

• 1,98
• 100

• 10
• 1,2

• 0,1
• 10

Antwoord 50a

• v = 120 km/h = 33,33 m/s
• s = 1,00 m
• m = 1170 kg
• stoot=?
  
  
• stoot = m x v
• stoot = 1170 x 33,33
• stoot = 39000 Ns

Antwoord 50b

• v = 120 km/h = 33,33 m/s
• vgem = 33,33 / 2 = 16,67 m/s
• s = 1,00 m
• m = 1170 kg
• t = ? 
  
  
• vgem = s / t    →     t = s / vgem
• t = 1,00 / 16,67
• t = 0,060 s

Antwoord 50c

• stoot = 39 000 Ns
• t = 0,060 s
  
  
• stoot = F x t
• F = stoot / t
• F = 39 000 / 0,060
• F = 650 000 N

Antwoord 50c

• Het antwoord in voorbeeld 4 (met gebruik W=Fxs) is hetzelfde

Volgende keer:

• Hoofdstuk 4 samenvatten
• Practicum (PO) voorbereiden

Huiswerk:

Geodriehoek, potlood en gum meenemen