Les 1: H1S1 standenmaatschappij

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

De Middeleeuwen

Middeleeuwen

Monniken en Ridders

Vroege middeleeuwen

500 - 1000

Motte kasteel

Late middeleeuwen

1100 - 1500

Het Muiderslot

Vroege middeleeuwen 500 - 1000

Tijd van verval

Late middeleeuwen 1100 - 1500

Tijd van opkomende handel, steden en staten

Hoofddoel 1: Je kunt uitleggen en verklaren hoe het rijk der Franken is gegroeid en hoe het bestuurd werd. (GS) 

Subdoel 1.1: Ik kan uitleggen wat de standenmaatschappij in de middeleeuwen was. 

Subdoel 1.2: Ik kan uitleggen wie Karel de Grote is en waarom we over hem leren.  

Subdoel 1.3: Ik kan uitleggen wat het feodalisme/leenstelsel is en waarom men dit gebruikten.  

tot het jaar 500:
Val West-Romeinse rijk

Vanaf het jaar 500:
verschilllende rijken

Vanaf het jaar 500:
verschilllende rijken

- De Romeinse wegen werden niet meer onderhouden, zodat het lastig werd om te reizen.

- Er bleven weinig mensen over die konden lezen en schrijven.

- Geld was er eigenlijk niet meer en daarom ontstond er ruilhandel.

S1.1 Standenmaatschappij

Als je geboren werd in de middeleeuwen

behoorde je bij 1 stand. Er waren in die tijd

3 verschillende standen: de geestelijkheid,

adel en de boeren. 

Wat betekent geestelijkheid en adel, denk je?

Stand	Rol
Geestelijkheid (eerste stand):	Zorgden voor de religieuze en spirituele behoeften van de samenleving. Wat ze deden: Leidden kerkdiensten, gaven onderwijs, en hielpen de armen en zieken.
Adel (tweede stand):	Beschermden het land en de mensen. Wat ze deden: Dienen in het leger, beheren van landgoederen, en hadden politieke macht.
Boeren en burgers (derde stand):	Werkten en zorgden voor de productie van voedsel en goederen. Wat ze deden: Boeren, ambachtslieden, handelaren, en arbeiders.

De standenmaatschappij

S2.3 Standenmaatschappij

Bronanalyse:
Welk persoon uit de bron hoort

bij welke stand? Waaraan zie je dat?

Stand	Rol
Geestelijkheid (eerste stand):	Waren aangesloten bij de kerk. Wat ze deden: Leidden kerkdiensten, gaven onderwijs, en hielpen de armen en zieken.
Adel (tweede stand):	Beschermden het land en de mensen. Wat ze deden: Dienen in het leger, beheren van landgoederen, en hadden politieke macht.
Boeren en burgers (derde stand):	Werkten en zorgden voor de productie van voedsel en goederen. Wat ze deden: Boeren, ambachtslieden, handelaren, en arbeiders.

S1.1: Ik kan uitleggen wat de standenmaatschappij in de middeleeuwen was.