do. 5 juni 6.3 Verwijswoorden

4 juni 6.3 Verwijswoorden
Mavo 1 periode 5
week 35 2e les (5 juni)

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4 juni 6.3 Verwijswoorden
Mavo 1 periode 5
week 35 2e les (5 juni)

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welkom 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
Lezen: in je eigen leesboek!
Agenda (hw. bespreken/noteren)
Startopdracht
Instructie 6.3 
~pauze~
Zelfstandig werken 6.3
Afsluiting

timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions









Volgende les: 11 juni
start 6.4 trappen van vergelijking



 Huiswerk 11 juni:
* opdracht 3 en 4 van blz. 223
* opdracht 1 blz. 225


 VOOR IN DE AGENDA: 

Slide 4 - Diapositive

Ik ga nog een gedicht voordragen.
Dat gaan jullie over een paar weken ook doen.
Ik heb nu het gedicht 'Vuilniszakken van Viktor Vroomkoning' gekozen. 
Ik heb het gedichtje gekozen, omdat ik het eind verrassend vond. 
Huiswerk check✓
blz. 221
Opdracht 1
1 onzijdig
2 vrouwelijk
3 mannelijk




2 a het apparaat o
b de installatie v 
c de regel m 
d het kozijn  o
e het lokaal  o
f de tekening v 
g de wedstrijd m 
h de bibliotheek v 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk check✓
blz. 221
Opdracht 3
1 die woning
2 dit uitstel
3 dat onderzoek
4 deze kalender
5 deze kwestie




6 dat verslag
7 dat programma
8 deze activiteit

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk check✓
Opdracht 5 en 6 blz. 221
1. die postpakketten
dit bestelbusje
2. dat meisje
dat punkkapsel
3. deze huisarts
dit gezondheidscentrum
4. de derde generatie
dit familiebedrijf
5. dat krantenartikel
de verkeersveiligheid
6. dit auto-onderdeel
die autosloperij
1. Heb jij dat toegangsbewijs voor die tentoonstelling ontvangen?
2. Het doelpunt in deze uitwedstrijd was prachtig. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startopdracht
Vul het ontbrekende woord in. 
Kies uit: deze, die, dit of dat
1. Rob kocht een nieuwe kano, ..... hij op internet had gezien. 
2. Frankrijk heeft een nieuwe regering. ... gaat komende week aan het werk. 
3. Bedankt voor het mooie cadeau. ..... wilde ik graag hebben. 
4. Hier zijn de gympen ..... je zocht. 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel 6.3



Je leert de verwijswoorden deze, die, dit en dat 
op de juiste manier gebruiken. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste verwijswoord.

... huis
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste verwijswoord.

... koptelefoon
A
die
B
dat

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste verwijswoord.

... fiets
A
deze
B
dit

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste verwijswoord.

... plaatje
A
deze
B
dit

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6.3 Verwijswoorden 
-> verwijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is. 
Zie startopdracht: 
Waar wordt naar verwezen in elke zin? Is dat een 'de-' of 'het-woord'? 
1. Rob kocht een nieuwe kano, ..... hij op internet had gezien.
2. Frankrijk heeft een nieuwe regering. ... gaat komende week aan het werk.
3. Bedankt voor het mooie cadeau. ..... wilde ik graag hebben.
4. Hier zijn de gympen ..... je zocht.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden: die/deze en dit/dat 
  • Naar 'de-woorden' (m/v) wijs je terug met deze en die: 
een nieuwe kano (= de kano), die (-> kano) hij op internet had gezien. (die verwijst verder weg: op internet en niét hier!)
  • Naar 'het-woorden' (o) met dit en dat: 
het mooie cadeau = dat (-> cadeau) wilde ik graag hebben. 
Ezelsbruggetje:
De (eindigt op -e) > deze/die (eindigt op -e)
Het (eindigt op -t) > dit/dat (eindigt op -t)

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom verwijzen in een tekst?
Met verwijswoorden kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt in een tekst. 
Op die manier maak je een tekst leesbaarder.
"Dat boek dat jij daar neer hebt gelegd. Heb jij dat nog nodig?"
i.p.v. 
Het boek, het boek dat jij daar neer hebt gelegd, heb jij het boek dat jij daar neergelegd hebt nog nodig? 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inoefenen
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het goede verwijswoord!

De appel ... ik gisteravond at.
A
die
B
dat

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het goede verwijswoord!

De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.
A
die
B
dat

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Er loopt een losgebroken stier op de snelweg. .... is erg gevaarlijk.
A
die
B
dat

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wanneer begint de zomervakantie en hoelang duurt ..... eigenlijk?
A
die
B
dat

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jasper had om tien uur een afspraak bij de tandarts, maar hij is .... vergeten. 
de
het 
deze
dit
die
dat

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sanne kocht............... rode kano, 
............. ze op internet had gezien.  
de
het 
deze
dit
die
dat

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Daar staat een koffiezetapparaat ............. het niet meer doet.
de
het 
deze
dit
die
dat

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De leraar legde de regel uit met een voorbeeld, .... hij op het digibord schreef.
...... regel is behoorlijk lastig te onthouden. 
de
het 
deze
dit
die
dat

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
5:00

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk
Pak je boek erbij op blz. 223. 

Maak opdracht 2 t/m 4 in je schrift. 

Opdracht 2: hele zin. 
Opdracht 3: het juiste verwijswoord. 
Opdracht 4: hele zin. 

Klaar? Maak opdracht 1 van blz. 225 in je schrift. 
timer
15:00

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Je kan op de juiste manier verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke ('de-woorden') en onzijdige ('het-woorden')  woorden. 

Volgende les
6.3 herhalen 
start 6.4 Trappen van vergelijking 
timer
5:00

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions