Werkwoordspelling verleden tijd (zwakke werkwoorden) 2

Werkwoordspelling verleden tijd 
Sterke en zwakke werkwoorden

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling verleden tijd 
Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

De meisjes ... (maken) gisteren
samen een zandkasteel

Slide 2 - Question ouverte

Jasper ... (schoppen) gisteren
de bal in de goal tijdens de training

Slide 3 - Question ouverte

De visser .... (vangen) gisteren
een grote vis.

Slide 4 - Question ouverte

Ik .... (stoten) vorige week
de vaas per ongeluk van de tafel

Slide 5 - Question ouverte

Gisteren ..... (branden) het huis
helemaal af.

Slide 6 - Question ouverte

Meike .... (kleuren) gisteren
een hele mooie kleurplaat

Slide 7 - Question ouverte

Jelle .... (rijden) gisteren zijn vrachtwagen achteruit de straat in

Slide 8 - Question ouverte

De bouwvakkers ... (slopen)
gisteren dat hele gebouw.

Slide 9 - Question ouverte

..... (hopen) jij gisteren dat het zou stoppen met regen, zodat je kon gaan hardlopen?

Slide 10 - Question ouverte

De dokter ....
(benadrukken) gisteren dat er geen tijd te verliezen is.

Slide 11 - Question ouverte

Tom en Nicole ... (beleven)
gisteren een spannend moment toen
ze werden aangehouden door de politie

Slide 12 - Question ouverte

Gisteren ... (razen) er een storm
met enorme kracht langs de kust

Slide 13 - Question ouverte

Vorige week .... (blozen) Ella
enorm van het compliment dat zij kreeg voor haar harde werken

Slide 14 - Question ouverte

Aan de slag!
Cursus 7 - § 13 Mixopdrachten

Volgende week maandag toets:
§ 7.10, 7.11, 7.12

Slide 15 - Diapositive