BSR 13/5 2t Grammatica ZD §8 bwb

Bespreek het huiswerk in tweetallen.
Lees de theorie op blz. 212.
Maak de startvraag.
5.8 Bijwoordelijke bepaling 
Voordat we beginnen:
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
5:00
Schrijf een zin waarin twee bijwoordelijke bepalingen voorkomen. Gebruik de theorie op blz. 212.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bespreek het huiswerk in tweetallen.
Lees de theorie op blz. 212.
Maak de startvraag.
5.8 Bijwoordelijke bepaling 
Voordat we beginnen:
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
5:00
Schrijf een zin waarin twee bijwoordelijke bepalingen voorkomen. Gebruik de theorie op blz. 212.

Slide 1 - Diapositive

  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
  • Je weet wat de functie van een bijwoordelijke bepaling is.
  • Je kunt bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les:

  • Herhaling paragraaf 6;
  • de uitleg behandelen van
    paragraaf 8 (en hierbij aantekeningen maken);
  • opdrachten van paragraaf 8: bijwoordelijke bepaling maken;
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vul hier jouw antwoord op de startvraag in.

Slide 5 - Question ouverte

Herhalingsvragen

Slide 6 - Diapositive

De supermarkt sluit om tien uur ’s avonds.
Benoem het zinsdeel *De supermarkt*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 7 - Question de remorquage

Op de markt hebben we een verse stroopwafel gekocht.
Benoem het zinsdeel *een verse stroopwafel*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 8 - Question de remorquage

In verband met de drukte zet de NS extra treinen in.
Benoem het zinsdeel *zet in*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 9 - Question de remorquage

§8: Bijwoordelijke bepaling
blz. 212-213

Slide 10 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als:
Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe? Van wie?

Bijvoorbeeld:
  • Op de markt hebben we een verse stroopwafel gekocht. Waar?
  • In verband met de drukte zal de NS extra treinen inzetten. Waarom?
  • De supermarkt sluit om tien uur ’s avonds. Wanneer?
  • Deze coverband komt uit Eindhoven. Waarvandaan?

Slide 11 - Diapositive

De bijwoordelijke
Soms zijn bijwoordelijke bepalingen niet zo makkelijk te vinden omdat je vragen als waar en wanneer niet kan stellen. Maar als je de zinnen op de juist manier ontleedt, blijven ze vanzelf over. 
Let op: soms bevat een zin geen bijwoordelijke bepaling, soms één, soms meer dan één.
bepaling (bwb)

Slide 12 - Diapositive

Op welke vraag geeft het *zinsdeel* antwoord?

Leroy heeft zijn gescheurde boek gemaakt *met plakband*.
A
Hoe?
B
Waar?
C
Waarmee?
D
Waarom?

Slide 13 - Quiz

Op welke vraag geeft het *zinsdeel* antwoord?

Meneer Tahiri legt de grammaticaregels
*heel duidelijk* uit.
A
Hoe?
B
Waar?
C
Waarmee?
D
Waarom?

Slide 14 - Quiz

Op welke vraag geeft het *zinsdeel* antwoord?

Zijn Jorrit en Marieke *naar het zwembad* gefietst?
A
Hoe?
B
Waar?
C
Waarnaartoe?
D
Waarom?

Slide 15 - Quiz

Op welke vraag geeft de *bijwoordelijke bepaling* antwoord?

*In het laatste weekend van maart* begint de zomertijd.
A
Wanneer?
B
Waar?
C
Waarmee?
D
Waarom?

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Wat?
Cursus 5.8 Bijwoordelijke bepaling
Maak opdracht 1 t/m 5 op blz. 212-213 of in je online boek.
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, oogje, theorie in je boek.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk alvast verder aan paragraaf 
5.10 ZD Mixopdrachten.
timer
20:00
Aan het werk

Slide 18 - Diapositive

  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
  • Je weet wat de functie van een bijwoordelijke bepaling is.
  • Je kunt bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 19 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp? Leg uit in je eigen woorden.

Slide 20 - Question ouverte

Bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Carte mentale

Op welke vragen kan een bijwoordelijke bepaling antwoord geven? Probeer drie te noemen.

Slide 22 - Question ouverte

Op welke vraag geeft de *bijwoordelijke bepaling* antwoord?

*Vanwege de storm* adviseert het KNMI om thuis te blijven.
A
Wanneer?
B
Waar?
C
Waarmee?
D
Waarom?

Slide 23 - Quiz

Op welke vraag geeft het *zinsdeel* antwoord?

Mijn rugzak heb ik *bij de kapstok* laten staan.
A
Wanneer?
B
Waar?
C
Waarmee?
D
Waarom?

Slide 24 - Quiz

Vanavond zal Jorrit ons de spelregels van Catan uitleggen.
Benoem het zinsdeel *vanavond*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Question de remorquage