Grammatica - Klare taal les 12 bijvoeglijk naamwoord

• NT2
• ISK

Lesdoelen:

Aan het eind van de les:

kun je bijvoeglijke naamwoorden herkennen en benoemen;

kun je zelf bijvoeglijke naamwoorden bedenken;

kun je zinnen maken met de door jou bedachte woorden.

Welkom!

Grammatica

Bijvoegelijk naamwoord

Welkom!

Wie is dit?

Beschrijving van een persoon

• deze persoon heeft een broek aan
• deze persoon heeft een trui aan
• deze persoon heeft haar
• deze persoon heeft .......

Welkom!

Wie / wat is dit?

• dit dier is lekker zacht
• dit dier heeft een bruine vacht
• dit dier heeft een lange staart
• dit dier heeft groene ogen
• dit dier heeft een lange staart
• dit dier heeft scherpe nagels
• dit dier heeft een kleine roze tong
• dit dier heeft puntige oren

Welkom!

Wie / wat is dit?

Welkom!

Met een bijvoeglijk naamwoord kun je iets meer zeggen over een mens, dier of ding.

Welkom!

wat zijn de bijvoegelijke naamwoorden

• dit dier is lekker zacht
• dit dier heeft een bruine vacht
• dit dier heeft een lange staart
• dit dier heeft groene ogen
• dit dier heeft een lange staart
• dit dier heeft scherpe nagels
• dit dier heeft een kleine roze tong
• dit dier heeft puntige oren

Welkom!

Staat het bijvoeglijk naamwoord aan het einde van de zin?

Schrijf de korte vorm.

Staat het bijvoeglijk naamwoord voor een mens, dier of ding?

Dan krijgt het -e

Welkom!

Staat het bijvoeglijk naamwoord voor een mens, dier of ding?

Dan krijgt het -e

Hoor je een korte of lange klank? Is de laatste letter een f of s?

Dan moet je het woord een beetje anders schrijven 

Welkom!

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Een leeuw is een sterk dier.

1. leeuw
2. sterk
3. is
4. dier

De .................jas

1. warme
2. warm

De .................weg

1. breed
2. brede
3. breede

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Een olifant is een groot dier.

1. olifant
2. dier
3. is
4. groot

Het ...............kind

1. liefe
2. lieve
3. lief

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Een beer is een gevaarlijk dier.

1. beer
2. gevaarlijk
3. is
4. dier

De ................fiets

1. kapot
2. kapote
3. kapotte

De ....................man

1. zieke
2. ziek

Mijn glas is ........

1. leeg
2. lege
3. leege
4. leg

Geef je .........glas maar.

1. leeg
2. lege
3. leege

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Ik koop voor Ruben een nieuw schrift.

1. Ik
2. schrift
3. koop
4. nieuw

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De aardige vrouw bakt lekkere cakejes.

1. aardige
2. vrouw
3. cakejes
4. lekkere

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De oude man loopt goed.

1. oude
2. man
3. loopt
4. goed

Opdracht:

schrijf  vijf zinnen over jouw huis / kamer

gebruik bijvoegelijke naamwoorden

Ik woon in ...............

Mijn kamer is ...............