Voorzetsels in het Engels - Ontdek, Oefen en Verbeter

Voorzetsels in het Engels - Ontdek, Oefen en Verbeter
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voorzetsels in het Engels - Ontdek, Oefen en Verbeter

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je verschillende voorzetsels in het Engels begrijpen en correct gebruiken op ERK niveau B1.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over voorzetsels in het Engels?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn voorzetsels?
Voorzetsels zijn woorden die de relatie tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere woorden in een zin aangeven.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Veelgebruikte voorzetsels
Enkele veelgebruikte voorzetsels zijn: in, op, aan, door, voor, met, van, uit, bij, tussen.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Betekenis en Gebruik
Voorzetsels hebben vaak meerdere betekenissen en kunnen op verschillende manieren worden gebruikt in zinnen.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsels van Plaats
Voorzetsels zoals 'in', 'op', 'aan' worden gebruikt om plaats aan te geven. Bijvoorbeeld: 'She is in the park.'

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsels van Tijd
Voorzetsels zoals 'in', 'op', 'om' worden gebruikt om tijd aan te geven. Bijvoorbeeld: 'I will meet you at 3 o'clock.'

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening: Kies het juiste voorzetsel
Kies het juiste voorzetsel om de zin correct te maken: 'I'm going ___ vacation next week.' A) in B) on C) at

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening: Vul de ontbrekende voorzetsels in
Vul de ontbrekende voorzetsels in de zinnen in: 'She lives ___ New York.' 'He is afraid ___ spiders.'

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.