Les 2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden

Les Nederlands
Wat heb je nodig?
Laptop
Licentie Nu Nederlands
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les Nederlands
Wat heb je nodig?
Laptop
Licentie Nu Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Regels voor de online lessen
Bij binnenkomst doe je je camera aan. 
Je steekt je digitale hand op als je een vraag hebt of antwoord wil geven.
Je wordt present gezet als je je huiswerk hebt gemaakt van de betreffende les.

Slide 2 - Diapositive

Vorige les
Kijk- en luisteroefening gedaan met als leerdoel om je langere tijd (15 min) te concentreren op een tekst met hoge informatie dichtheid.

Slide 3 - Diapositive

Doel van de les
2.3 Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in een tekst.

Slide 4 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 5 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Verbinden zinnen of alinea’s met elkaar.

Het zijn woorden die aangeven wat voor verband er tussen de verschillende alinea’s of zinnen bestaat.

Signaalwoorden helpen de lezer, geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea’s.
 Welk signaalwoord er gebruikt wordt, ligt aan het soort tekstverband.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 11 - Diapositive

Signaalwoorden op een rij
Reden of argument
daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk.
tegenstelling
maar, echter, desondanks, hoewel, toch
conclusie
dus, hieruit volgt, kortom.
oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat

Slide 12 - Diapositive

Reden/argument
Tegenstelling
Conclusie
Oorzaak-gevolg
Maar
Doordat
Omdat
Al met al..
Zodat
Hoewel
Dus
Namelijk

Slide 13 - Question de remorquage

Aan de slag
Lez2.
2.3
Maak opdracht 1, 2 en de examenopdracht

Slide 14 - Diapositive