1B - 2 juni 2025

Docent 
Digibord
Rodjin
Regina
Loïs
Bart
Sil
Hermine
Eline
Milo
Tirza
Joyce
Veerle
Elif
Mirthe
Milou
Robin
Fleur
Nora
Jessica
Valentijn
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Docent 
Digibord
Rodjin
Regina
Loïs
Bart
Sil
Hermine
Eline
Milo
Tirza
Joyce
Veerle
Elif
Mirthe
Milou
Robin
Fleur
Nora
Jessica
Valentijn

Slide 1 - Diapositive

Nederlands 1B
Grammatica 
Cursus 5 

 

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen? 
- Stillezen/podcast luisteren 
- Grammatica quiz in Kahoot !
- Korte pauze 
- Uitleg bijvoeglijk naamwoord
- Opdrachten maken bij paragraaf 5 

Slide 3 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden
 
Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

De
leerling
stond
op
de
school
Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
nieuwe
verkeerde

Slide 6 - Question de remorquage

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
het
kleine
rode
autootje
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Question de remorquage

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

lokalen
klein

Slide 8 - Question de remorquage


zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

dierenwinkel
rode
kartonnen

Slide 9 - Question de remorquage

Welk woord is in deze zin een bn (=bijvoeglijk naamwoord)?
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Question de remorquage

bijvoeglijke naamwoorden
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
lege
gevulde
metalen
kunststoffen
plastic

Slide 11 - Question de remorquage

lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
zelfstandig naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
computeren
zilveren
mooie
meisje
de

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 13 - Quiz

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 14 - Quiz

Zelfstandig werken 
Online of in je boek 

Paragraaf 5 van cursus 5 

Slide 15 - Diapositive

Lesdoelen

- Je weet wat werkwoorden zijn


- Je kunt verschillende werkwoorden in een zin aanwijzen


- Je kunt de persoonsvorm in een zin aanwijzen



Slide 16 - Diapositive

Werkwoorden

Slide 17 - Carte mentale

Hoe noemen we werkwoorden ook wel?
A
Persoonsvormen
B
Doe-woorden
C
Lidwoorden
D
Zelfstandig naamwoorden

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?
Ik schrijf een brief naar mijn oma.
A
oma
B
brief
C
schrijf
D
ik

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?
Zij waren de hele dag op school.
A
Zij
B
waren
C
dag
D
school

Slide 20 - Quiz

Werkwoorden
Sommige zinnen bestaan uit meerdere werkwoorden. 
Dit kan komen doordat er zo duidelijk wordt wanneer de actie/handeling heeft plaats gevonden.
Bijvoorbeeld:
Ik koop een cadeautje. 
(Het cadeautje wordt op dit moment gekocht of moet nog gekocht worden)
Ik heb een cadeautje gekocht. 
(Het cadeautje is al gekocht)

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Zij hebben een mooie tekening gemaakt.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Mijn zus vindt haar Nederlands docent erg vervelend.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Ik zou graag een ijsje willen kopen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Werkwoorden
Er kunnen dus meerdere werkwoorden in de zin staan.

In elke zin is altijd de persoonsvorm te vinden.

Is er maar één werkwoord in de zin te vinden, dan is dat dus de persoonsvorm.





Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Persoonsvorm
Er zijn 3 manieren om de persoonsvorm te vinden

- Enkelvoud of meervoud
- De zin vragend maken ?
- Tegenwoordig tijd of verleden tijd 

Slide 27 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm van de volgende drie zinnen? Sleep het juiste woord naar het juiste nummertje.
1.

2.

3.
1.
2.
3.
Mijn vader
gaf
mij
vijf euro.
Emmanuel
en
Mark
gaan
voetballen.
Heb
jij
het huiswerk
af?

Slide 28 - Question de remorquage

Zelfstandig werken
Blz. 198-blz. 201 
Alle opdrachten!

Nog niet helemaal klaar? --> Huiswerk voor maandag

Slide 29 - Diapositive