Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 2 - Diapositive
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 3 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 4 - Quiz
Lees de tekst
Slide 5 - Diapositive
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
door
slecht
Slide 6 - Question de remorquage
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 7 - Question de remorquage
Maak een zin met een voorwaardelijk verband. Zorg dat je hierbij een van de signaalwoorden gebruikt.
Slide 8 - Question ouverte
Kijkopdracht:
Wat valt op aan het gedrag van de geïnterviewde?
Wat zou jij anders doen? Noem minimaal 3 dingen.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Slide 11 - Diapositive
Welk verband verwacht je bij een recept of instructie? Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Question ouverte
Welk verband verwacht je bij een meningsverschil? Leg je antwoord uit.
Slide 13 - Question ouverte
Welk verband verwacht je bij een betoog*? Leg je antwoord uit. *Betoog: een artikel waarin je je mening over een onderwerp geeft.
Slide 14 - Question ouverte
Maak een zin met een voorwaardelijk verband. Zorg ervoor dat je gebruikmaakt van een signaalwoord.
Slide 15 - Question ouverte
Maak een zin met een tegenstellend verband. Zorg ervoor dat je gebruikmaakt van een signaalwoord.
Slide 16 - Question ouverte
Maak een zin met een toelichtend (voorbeeld/ toelichting) verband. Gebruik hierbij een signaalwoord.
Slide 17 - Question ouverte
Bespreken weektaak
Blz. 118, opdr. 2, je maakt in ieder geval nummer: 5,6,8,11 en 12.
Blz. 120, opdr. 4, je maakt in ieder geval nummer: 1,3,5,8 en 9.
Slide 18 - Diapositive
Tekst 3: Stadstuinieren is hip 2.5: formuleer in eigen woorden het standpunt van Piers over stadstuinieren. Leid dit af uit haar standpunt uit alinea 4.
Slide 19 - Question ouverte
Tekst 3: Stadstuinieren is hip 2.6: Hoeveel argumenten geeft Piers voor haar standpunt?
Slide 20 - Question ouverte
Tekst 3: Stadstuinieren is hip 2.8: Welke twee redenen noemt ze om te stoppen?
Slide 21 - Question ouverte
Tekst 3: Stadstuinieren is hip 2.11: Is deze uitspraak ('Niet iedereen is enthousiast over tuinieren in de stad') een feit of een mening?
Slide 22 - Question ouverte
Tekst 3: Stadstuinieren is hip 2.12: Aan welke twee signaalwoorden herken je de argumenten die wetenschappers gebruiken voor de weerlegging?
Slide 23 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.1: Op welke vraag geeft de tekst vooral antwoord?
Slide 24 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.3: Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?
Slide 25 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.1: Op welke vraag geeft de tekst vooral antwoord?
Slide 26 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.5:
Slide 27 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.8:
Slide 28 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.9:
Slide 29 - Question ouverte
Tekst 4: Nieuws en nepnieuws 4.1: Op welke vraag geeft de tekst vooral antwoord?
Slide 30 - Question ouverte
Kijkopdracht:
Wat valt op aan het gedrag van de interviewer(s)?
Wat zou jij anders doen? Noem minimaal 3 dingen.
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Vidéo
Openstaande taken
1. HD lezen > voorstel: maandag over een week.
2. Sollicitatiegesprek. Keuze: in les of een fragment.
3. Toekomstopdracht > voorstel: laatste lesweek, eerste les.
Slide 33 - Diapositive
Waar wil je nog mee verder oefenen? Welke hulp wil je hierbij van je docent?