week 36 verbos y relativos

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Buenos días

¿Qué vamos a hacer?

• repaso de los verbos
• los relativos

Miércoles, 4 de septiembre

Wat zijn de uitgangen van de -AR werkwoorden?

Wat zijn de uitgangen van de -ER werkwoorden?

Wat zijn de uitgangen van de -IR werkwoorden?

querer, yo

pedir, mis padres

acostarse, Paco

hacer, yo

ser, Carmen y yo

cerrar, la tienda

costar, los tomates

venir, yo

salir, yo

coger, yo

Vamos a corregir

ej 5 y 6

Los relativos

• Wat is een betrekkelijk voornaamwoord?
• De meest gebruikte in het Spaans zijn:

• Waar ken je die van en wat is het verschil?

LA: pág. 9

een woord wat verwijst naar een woord of zinsdeel wat eerder genoemd is

que

donde

als vragend voornaamwoord maar dan schrijf je ze met een accent

Los relativos

• Mira los ejemplos. ¿Qué significan?
• 3.1 escribe 3 cosas
• 3.2 en grupo
• 3.3 en parejas 

LA: pág. 9

Deberes:

Wo 11 sept:

herhalen werkwoorden + leren relativos

maken LE: ej. 8, 9