V2 H4 Samengestelde zinnen: bijzin en hoofdzinnen

Samengestelde zinnen  &  voegwoorden
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Samengestelde zinnen  &  voegwoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Ik kan een hoofdzin en bijzin herkennen.

Ik weet hoe ik een hoofdzin en bijzin vind.

Ik weet wat nevenschikkende voegwoorden zijn.

Ik weet dan ook wat onderschikkende voegwoorden zijn.

Slide 2 - Diapositive

Opdracht
5 minuten
Individueel
Lees de theorie van de methode door:
H4 Samengestelde zinnen, hoofd- en bijzinnen.

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nu van
de bijzin?

Slide 4 - Carte mentale

Wat weet je nu van
de hoofdzin?

Slide 5 - Carte mentale

Nevenschikkende voegwoorden + hoofdzin
Een paar voorbeelden van nevenschikkende voegwoorden zijn: en, noch, alsmede, alsook, maar, doch, of, ofwel, dan, want, dus.

** WODEM** (want, of, maar, en, dus)

Als een zin een nevenschikkend voegwoord bevat, dan is het een combinatie 
hoofdzin (HZ) + hoofdzin (HZ) (en eventueel nog meer hoofdzinnen)
 

Slide 6 - Diapositive

Onderschikkende voegwoorden + bijzin
Een paar voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn: als, daardoor, hoewel, indien, nadat, omdat, terwijl, toen, wanneer, zodat, zodra.

Als een zin een onderschikkend voegwoord bevat, is
het een combinatie met een hoofdzin (HZ) en bijzin (BZ).

Slide 7 - Diapositive

Kenmerken van de hoofdzin
Hij ziet een vogel en hij kijkt ernaar.

a Bij een hoofdzin staan OW en PV altijd naast elkaar.
   a Hij ziet een vogel en hij kijkt ernaar.

b Je kunt er nooit het woord 'niet' tussen plaatsen.
   b Hij (niet) ziet een vogel en hij (niet) kijkt ernaar.

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken van de bijzin
Hij ziet een trein, terwijl hij naar school fietst.

a Je kunt het woordje 'niet' tussen OW en PV plaatsen.
    a Hij (niet) ziet een trein, terwijl hij niet naar school fietst.

b Meestal begint de bijzin met een voegwoord.
   b Hij ziet een trein, terwijl hij naar school fietst.


Slide 9 - Diapositive

Als we de combinatie hoofdzin (HZ) en bijzin (BZ) hebben, dan zit er een nevenschikkend voegwoord in.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Het ezelsbruggetje voor de nevenschikking is:

WODEM
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Waar staan de letters in WODEM voor?

Slide 12 - Question ouverte

Hoe kun je snel zien of je te maken hebt met een HZ of BZ?

Slide 13 - Question ouverte

Welke combinatie zinnen zie je hier?

Hij kan niet naar de training komen, want hij moet naar de tandarts.
A
bijzin (BZ) + hoofdzin (HZ)
B
bijzin (BZ) + bijzin (BZ)
C
hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
D
hoofdzin (HZ) + hoofdzin (HZ)

Slide 14 - Quiz

Welke combinatie zinnen zie je hier?

Ik wil dit weekend wel afspreken, maar ik mag meedoen met het NK en dat doe ik liever.
A
hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
B
bijzin(BZ) + hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
C
hoofdzin (HZ) + hoofdzin (HZ)
D
hoofdzin (HZ) + hoofdzin (HZ) + hoofdzin (HZ)

Slide 15 - Quiz

Welke combinatie zinnen zie je hier?

Zij kan vandaag opeens meedoen met een wedstrijd, doordat een andere speelster niet mee kan doen.
A
bijzin (BZ) + hoofdzin (HZ)
B
hoofdzin (HZ) +hoofdzin (HZ)
C
hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
D
bijzin (BZ) + bijzin (BZ)

Slide 16 - Quiz

Maak van de twee losse zinnen één zin.

Hij gaat daar sporten.
Hij vindt dat heel erg leuk.

Slide 17 - Question ouverte

Benoem de structuren:
1. Ik kan niet geloven, dat jullie niet meegaan op schoolreis.
2. Toen wij dat vertelden, geloofden ze ons eerst niet.
3. In de zomer ga ik graag zwemmen en ook drink ik graag koud sap.
4. We gaan met de klas naar Walibi en we zullen daar een dag blijven. 
5. Als je gezond wilt leven, moet je de schijf van 5 volgen, maar je mag heus een keer zondigen. 
6. Ik speel met mijn telefoon en kijk televisie en luister naar de radio tegelijk.
7. John gaat studeren in Amerika en zodra hij klaar is, komt hij terug naar huis.
8. Je moet niet zoveel snoepen, want je wordt te zwaar als je zo doorgaat.

Slide 18 - Diapositive

Benoem de structuren:
1. Ik kan niet geloven, dat jullie niet meegaan op schoolreis.
2. Toen wij dat vertelden, geloofden ze ons eerst niet.
3. In de zomer ga ik graag zwemmen en ook drink ik graag koud sap.
4. We gaan met de klas naar Walibi en we zullen daar een dag blijven. 
5. Als je gezond wilt leven, moet je de schijf van 5 volgen, maar je mag heus een keer zondigen. 
6. Ik speel met mijn telefoon en kijk televisie en luister naar de radio tegelijk.
7. John gaat studeren in Amerika en zodra hij klaar is, komt hij terug naar huis.
8. Je moet niet zoveel snoepen, want je wordt te zwaar als je zo doorgaat.

Slide 19 - Diapositive

Kijk jullie zinnen na:
1. HZ + BZ
2. BZ + HZ
3. HZ + HZ
4. HZ + HZ
5. BZ + HZ + HZ
6. HZ + HZ + HZ
7. HZ + BZ + HZ
8. HZ + HZ + BZ

Slide 20 - Diapositive

Wat ga je nooit meer vergeten dankzij deze les?

Slide 21 - Question ouverte

Huiswerk:
Maak de online oefenzinnen van de methode. 
Bedenk 3 samengestelde zinnen.
Neem deze zinnen mee naar de les.

Slide 22 - Diapositive

Opdracht:
- Werk samen met je buurman/ -vrouw.
- Geef/ stuur je 3 huiswerkzinnen aan hem/ haar.

Noteer bij elke zin de samenstelling (BZ+HZ) (HZ+BZ)    
          (HZ+HZ)
            Je hebt hier 3 minuten voor.
            Bespreek samen jullie antwoorden. 

Slide 23 - Diapositive