paragraaf 53_2

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Wat is de a.c.i. afhankelijk van intellegis (r.1)?

1. verum...esse
2. haec...esse
3. nugatoria...esse

waarnaar verwijst haec(1)

1. Naar de geplande onterving van Roscius door zijn vader
2. Naar de twee argumenten van Erucius uit de vorige paragraaf.
3. naar de gebrekkige omgangsvormen van Roscius jr.
4. Naar de 'verbanning'van Roscius jr. naar het platteland.

waarnaar verwijst illud (1)

1. Naar de geplande onterving van Roscius door zijn vader
2. naar de gebrekkige voorbereiding van Erucius
3. naar de gebrekkige omgangsvormen van Roscius jr.
4. Naar de 'verbanning'van Roscius jr. naar het platteland.

Welk soort coniunctivus is videamus (2)?

1. dubitativus
2. adhortativus
3. prohibitivus
4. potentialis

Welk woord is níet een ablativus?

1. quo (2)
2. odi (2)
3. modo (3)
4. reperiri (2)

'mitto quaerere (3/4)
waarom?

1. hij weet het antwoord niet
2. het interesseert hem niet
3. hij heeft het antwoord al besproken
4. het is ongunstig voor de verdediging

Wat bewijst het feit dat Roscius senior zijn zoon wilde onterven (r.3)

1. dat Roscius jr. zijn vader heeft vermoord
2. dat Roscius senior een hekel had aan zijn zoon
3. dat Roscius junior blut is
4. Dat Roscius sr. meer van zijn andere zoon hield

oportebat (5) Welke van de officia van de redenaar voert Erucius niet goed uit volgens Cicero?

1. inventio
2. dispositio
3. memoria
4. actio

vitia ac peccata (r. 7).
Welk stilistisch middel?

1. tautologie
2. contaminatie
3. pleonasme

naturam ipsam vinceret – amorem illum eiceret – patrem esse sese oblivisceretur. (8-10) Welk stilistisch middel?

1. hyperbaton
2. asyndeton
3. trikolon
4. anafoor

naturum ipsam (8). Wat bedoelt Cicero met deze woorden?

1. het karakter van senior
2. het karakter van junior
3. de liefde van een vader voor zijn zoon
4. de liefde van een zoon voor zijn vader.

waarnaar verwijst quae (r.10)?

1. sese
2. patrem
3. de voorafgaande ut-zinnen
4. peccatis