P2.3 Informatieve teksten, tekstdoel, tekstsoort, objectieve informatie en online opbouw van internetteksten

Lezen 2.3
Informatieve teksten
Tekstdoelen en tekstsoorten
Objectieve informatie
Online opbouw van internetteksten
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lezen 2.3
Informatieve teksten
Tekstdoelen en tekstsoorten
Objectieve informatie
Online opbouw van internetteksten

Slide 1 - Diapositive

Tekstsoort: informatieve tekst

Slide 2 - Diapositive

Soorten informatieve teksten
nieuwsbericht
de krant, actueel
uiteenzetting
uitleg over een onderwerp
interviewverslag
verslag van een vraaggesprek
handleiding
Hoe moet je iets doen/ gebruiken?

Slide 3 - Diapositive

Teksttype 

Slide 4 - Diapositive

teksttype-tekstdoel-tekstsoort
Aan het eind van deze les kan je: 

- Verschillende teksttypes herkennen en benoemen
- Verschillende tekstdoelen herkennen en benoemen
- Verschillende tekstsoorten herkennen en benoemen

Slide 5 - Diapositive

Waarom?
Je leert beter begrijpen wat je leest en hoe je zelf teksten kunt schrijven.

- Je leert hoe je het juiste teksttype kiest om je doel te bereiken.

Slide 6 - Diapositive

Teksttype?
  • Gedicht, krantenartikel, mop etc.

Tekstdoel?
  • Wat wil de schrijver bereiken? amuseren...

Tekstsoorten?
  • Met wat voor soort tekst wil hij/zij dit bereiken? Informatieve tekst....

Slide 7 - Diapositive

Tekstdoel

Slide 8 - Diapositive

Informeren
- De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Er zijn verschillende informatieve tekstsoorten om de lezer te informeren:

Slide 9 - Diapositive

Instrueren/instructies geven
  • De schrijver zegt hoe je iets moet doen
  • Hij gebruik hiervoor instructieve tekstsoorten



Slide 10 - Diapositive

Activeren (overhalen)
  • De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen
  • Hij gebruikt hiervoor activerende teksten

Slide 11 - Diapositive

Overtuigen
  • De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening.
  • Hij gebruikt hiervoor 
overtuigende teksten teksten.

Slide 12 - Diapositive

Amuseren
- De schrijver wil de lezer vermaken met zijn tekst.
Hij doet dit met amuserende teksten 

Slide 13 - Diapositive

Ontroeren 
  • De schrijver wil de lezer ontroeren (vreugde, verdriet etc.)ontroeren (vreugde, verdriet etc).
  • Hij gebruikt hiervoor 
emotieve teksten.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag
Werkboek A: Lezen 2.3
Maak de opdrachten: 1 t/m 6 op pag. 105 - 109

Slide 17 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je leert vaststellen of informatie objectief is.
2. Je leert hoe een internettekst is opgebouwd.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

objectieve informatie
  • feiten
  • neutraal
  • geen mening
  • is waar
  • echt gebeurd

Slide 20 - Diapositive

De tekst met de titel 'Pindakaas is vies'
is objectief?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

De uitleg van de persoonsvorm in de verleden tijd is objectief?
A
nee
B
ja

Slide 22 - Quiz

Is het woord 'partijdig' objectief?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Is het woord 'neutraal' objectief?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Is een boekbespreking objectief ?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Links
Tekst die de gebruiker doorstuurt naar een andere webpagina wanneer hij of zij er op klikt.

Slide 27 - Diapositive

Interne links
Verwijzen naar een andere webpagina van de website.

Slide 28 - Diapositive

Externe links
Verwijzen naar andere websites.

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag Werkboek A: Lezen 2.3


1. Objectieve informatie --> opdrachten 7 t/m 12 
pag. 110 - 114
2. Online opbouw van internetteksten --> opdracht: 13 - 14 - 15 - 18 - 19 - 20 - 21 en 23 

Slide 30 - Diapositive

Aan de slag
Werkboek A
P2.3: Online opbouw van internetteksten
Maak de opdrachten: 13, 14, 15, 18, 19, 20 21 en 23

Slide 31 - Diapositive