Thema 7 Schoonmaakwerk hfd 1

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

cleaning (vertaal in het Nederlands)

1. schoonmaken
2. maken schoon
3. vies maken
4. schoon

(In the) morning (vertaal in het Nederlands)

1. Goedemorgen
2. de volgende dag
3. tomorrow
4. in de ochtend

give (vertaal in het Nederlands)

1. geven
2. gegeven
3. krijgen
4. gaf

gloves (vertaal in het Nederlands)

1. muts
2. handschoenen
3. sjaal
4. jas

things (vertaal in het Engels)

1. dingen
2. spullen
3. fiets
4. ding

working (vertaal in het Nederlands)

1. huiswerk
2. werk
3. werken
4. gewerkt

cleaners (vertaal in het Nederlands)

1. viesmakers
2. schoonmakers
3. concierge
4. olie

how (vertaal in het Engels)

1. indianengroet
2. koe
3. hoe
4. een vraag

kart (vertaal in het Nederlands)

1. kart
2. cart
3. snel klein autootje
4. kleine auto

push (vertaal in het Nederlands)

1. duwen
2. geduwd
3. omvallen
4. duw

mops (vertaal in het Nederlands)

1. stok
2. dweilen (stok)
3. dweil
4. moppen

better (vertaal in het Nederlands)

1. beter
2. winnen
3. beter zijn
4. ziek

vacuum cleaner (vertaal in het Nederlands)

1. handschoenen
2. stofzuiger
3. bezem
4. gang

towel (vertaal naar het Nederlands)

1. schoonmaakdoeken
2. emmer
3. handdoek
4. vloerbedekking

corridor

1. handschoenen
2. stofzuiger
3. bezem
4. gang

pauze (vertaal naar Engels)

1. Paus
2. Breek
3. Break
4. Braek

Vertaal: wegvegen

1. wipe away
2. clean away
3. wipe way
4. clean way

Vertaal: dustpan

1. steelpan
2. kookpan
3. stofblik
4. braadpan

Wat zie je hier?

1. sponge
2. brush
3. squeegee
4. gloves

Wat zie je hier?

1. sponge
2. brush
3. squeegee
4. gloves

Dit is een:

1. waste bin
2. rubbish bin
3. rubbish bag
4. toilet brush

Wat zie je hier?

1. carpet
2. towel
3. spots
4. broom