Les 7 van spelling algemeen lASSo3

Nederlands 15-04
- stillezen
- Herhaling paragraaf 5
- Zelfstandig werken


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 15-04
- stillezen
- Herhaling paragraaf 5
- Zelfstandig werken


Slide 1 - Diapositive

Hoe gaat het vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Doel van de les:
Ik weet hoe ik woorden korter kan schrijven. 

Slide 3 - Diapositive

Woorden korter schrijven
Soms is het handig om woorden niet voluit te schrijven. Je kunt er ruimte mee besparen en het levert tijdswinst op. Je kunt woorden op vijf manieren korter schrijven:

1. Een afkorting: de weergave van een woord of woordgroep met een beperkt aantal letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
- Je schrijft een afkorting met één of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.
- enz. = enzovoort , m.b.v = met behulp van, H.K.H. = Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 4 - Diapositive

Woorden korter schrijven
2. Een letterwoord: Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord. Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt.
- NAVO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie-> Spreek het uit als navo

3. Een initiaalwoord: wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters.
-ANWB = Algemene Nederlandse Wielrijdersbond 
-pc= personal computer 

Slide 5 - Diapositive

Woorden korter schrijven
4. Een verkorting: is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord.
- doka = donkere kamer
- Benelux = België, Nederland, Luxemburg 

5. Een symbool: is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat. 
- km= kilometer
- 20 gr. Of 20 g= 20 gram 
- 5 sec. Of 5s = 5 seconden 

Slide 6 - Diapositive

Bij een initiaalwoord spreek je het uit als één woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

KNVB is een:
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 8 - Quiz

Wat is 'LOL' voor woord?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord of verkorting?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 9 - Quiz

Li (Lithium) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 10 - Quiz

dj
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 11 - Quiz

Wat is z.g.a.n.?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 12 - Quiz

7. MHz - megaherz
A
afkorting
B
verkorting
C
symbool
D
initiaalwoord

Slide 13 - Quiz

pin
A
verkorting
B
letterwoord
C
symbool
D
initiaalwoord

Slide 14 - Quiz

info
A
letterwoord
B
afkorting
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 15 - Quiz

Aan de slag
HAVO Spelling paragraaf 5 opdracht 2,3 en 4
VWO Spelling paragraaf 5 opdracht 1, 2 en 3

Slide 16 - Diapositive

Toe aan vakantie?

Ja
Nee
Een beetje

Slide 17 - Sondage