Les 5.13 Het weekend

Les 5.13 Het weekend

Wat doe jij meestal in het weekend?

NT2 - boek thema 5, les 13

We beginnen samen met:

• opdracht 121(spreken)
• bespreken van de blauwe woorden;
• luisteren naar de tekst
• opdracht 124 en 126

Dan maak je zelf:

• De opdrachten 123, 127, 129, 131
• Klaar? Ga verder met de laptopopdrachten van les 5.13

de finale

• de laatste wedstrijd in een toernooi;
• de winnaar van de finale is de kampioen;
• heeft bijna altijd te maken met sport;
• Zin: Wij spelen de finale van voetbal.

besluiten (onregelmatig werkwoord)

• ik besluit, hij besloot, wij hebben besloten;
• als je weet wat je gaat doen;
• een plan maken en dit uitvoeren;
• Zin: Ik besluit om dit weekend naar de stad te gaan.
• Zin: De docent heeft besloten dat er deze week geen toets is.

uitgaan (scheidbaar werkwoord)

• ik ga uit, hij ging uit, wij zijn uitgegaan;
• naar een disco of café gaan;
• Zin: In het weekend gaan wij altijd uit naar het café. Daar drinken wij samen met onze vrienden.

de kunst

• de dingen die je in een museum kan bekijken;
• schilderijen, beelden, voorwerpen;
• Zin: In het museum is heel veel kunst te zien.

het zat zijn

• dit zeg je als je iets niet meer wilt (doen);
• als je iets heel erg vervelend vind;
• Zin: Ik ben het zat dat mijn broertjes altijd ruzie hebben!

het terras

de rivier

Opdracht  124 Wat is het antwoord?

We luisteren naar de tekst. Schrijf de belangrijkste informatie op. Wat is het juiste antwoord op de vragen?

Ahmed heeft zaterdag een belangrijke wedstrijd.

1. waar
2. niet waar

Waarschijnlijk gaat het team van Ahmed winnen.

1. waar
2. niet waar

Dilek is zaterdag jarig.

1. waar
2. niet waar

Laila en haar zusje zijn vaak bij hun oma.

1. waar
2. niet waar

Laila wil graag in een café afspreken.

1. waar
2. niet waar

Ahmed wil naar een museum met kunst.

1. waar
2. niet waar

Dilek houdt van winkelen.

1. waar
2. niet waar

Ze willen bij het stadsmuseum ook iets drinken.

1. waar
2. niet waar

Opdracht  126 Zoek bij elkaar

Zoek het juiste antwoord bij elke vraag.

Ik ben vandaag jarig.

Is de wedstrijd spannend?

Hebben jullie de wedstrijd verloren?

Welke opleiding ga je doen?

Wil je nog verder winkelen?

Houd je van sporten?

Zullen we morgen uitgaan?

Nee, ik ben het zat.

Ja, leuk! Waar spreken we af?

Gefeli-citeerd!

Nee, we hebben gewon-nen!

Ja, want het is de finale!

TekstIk heb het nog niet besloten.

Nee, ik vind sporten vreselijk.

NT2 - boek thema 5, les 13

We beginnen samen met:

• opdracht 121(spreken)
• bespreken van de blauwe woorden;
• luisteren naar de tekst
• opdracht 124 en 126

Dan maak je zelf:

• De opdrachten 123, 127, 129, 131
• Klaar? Ga verder met de laptopopdrachten van les 5.13