First Conditional & Second Conditional

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

Wanneer gebruik je de first conditional?

* Als er aan deze voorwaarde wordt voldaan, is de kans heel groot dat dit zal gebeuren.

Dus, als iets waarschijnlijk is om te gebeuren - nu of in de toekomst.

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

voorwaarde

waarschijnlijk gevolg

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.

* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple

  study

Vorm: 

Onderwerp + werkwoord (s)

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

voorwaarde

waarschijnlijk gevolg

* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord

  will pass

Vorm: 

will + werkwoord

If - sentences (first conditional)

If you study well,

you will pass the test. 

voorwaarde

waarschijnlijk gevolg

* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord

  will pass

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.

* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple

  study

Je gebruikt The First Conditional als iets ...... is om te gebeuren.

1. waarschijnlijk
2. niet waarschijnlijk
3. helemaal zeker

First conditional

                ,

If-clause	Main clause
Present simple	Will + infinitive
If you leave now ,	you will be on time.

Je maakt de first conditional met:

1. 'if' + present simple + will/won't + hele werkwoord
2. 'if' + past simple + would/wouldn't + hele werkwoord
3. 'if' + present simple + past simple
4. 'if' + past simple + present simple

Which one is first conditional?

1. If it's sunny, we go to the park
2. If it's sunny, we will go to the park

If the winner is unsuccessful then

1. he will win the game.
2. the first runner up will take his place.
3. he will be very happy.
4. he will be the winner.

If I ... (to win) the lottery, I ... (to treat) myself with a new car.

1. will win - will treat
2. win - will treat
3. win - treat
4. will win - treat

Conditionals

• Second conditional

 

if	then
past simple	would + infinitive (hele ww)
If I won the lottery,	I would buy a car.

Second Conditional

Je gebruikt de "second conditional" voor onwaarschijnlijke of onmogelijke situaties nu of in de toekomst.

Second conditional

Second conditional
refers to ....

1. a future, real situation
2. un unreal, imaginary situation

Verschil First & Second Conditional

Het verschil tussen de First & Second conditional zit in de waarschijnlijkheid.

Bij de first conditional is het mogelijk dat het gebeurt, bij de second conditional is de kans erg klein dat het ooit gaat gebeuren.

Je maakt de second conditional met:

1. 'if' + present simple / will/won't + hele werkwoord
2. 'if' + past simple / would/wouldn't + hele werkwoord
3. 'if' + present simple / past simple
4. 'if' + past simple / present simple

A correct example of the second conditional is..

1. If she went to the police sooner, the thief had been caught.
2. The house smells good if my mom bakes a cake.
3. If I had a dog, I would walk in the park every day.
4. The house would smell good if my mom bakes a cake.

Welke zin bevat een Second Conditional?

1. If you were dancing, you would be the best.
2. If I met the king, I would ask him a lot.
3. If he speaks, he will lose the money.
4. If they look at eachother, they laugh.

Second Conditional:
If he ... (have) a beard, he ... (look) older.

1. would have, would look
2. didn't have, would look
3. had had, would have looked
4. had, would look

See you next lesson!