Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Voorbereiding toets duurzaamheid
Herhaling belangrijkste stof
Oefenvragen LessonUp
Zelfstandig voorbereiden/vragen stellen
Slide 1 - Diapositive
- Aan de hand van voorbeelden benoemen hoe de mens de aarde gebruikt (energie, voedsel, water, grondstoffen en afval).
We gebruiken de aarde op vier
manieren:
- energie
- voedsel/water
- grondstoffen
- afval
Dingen raken op!
Slide 2 - Diapositive
- Uitleggen wat de ecologische voetafdruk is.
- De ecologische voetafdruk van Nederland vergelijken met die van andere landen en de verschillen uitleggen.
Slide 3 - Diapositive
- De groepen organismen in de kringloop van stoffen beschrijven (producenten, consumenten, afvaleters en reducenten).
Slide 4 - Diapositive
- Uitleggen uit welke reacties de koolstofkringloop bestaat.
Slide 5 - Diapositive
- De agrarische bedrijven (landbouw) in Nederland beschrijven.
Slide 6 - Diapositive
- Uitleggen op welke manier agrarische bedrijven proberen de opbrengst te verhogen.
Slide 7 - Diapositive
- Uitleggen op welke manier agrarische bedrijven veel hetzelfde produceren (monocultuur, intensieve veehouderij).
Slide 8 - Diapositive
- Uitleggen op welke manier agrarische bedrijven ziekte en schade proberen te voorkomen.
- Uitleggen hoe de mens ingrijpt in het produceren van supergewassen en supervee.
Slide 9 - Diapositive
- De regels voor mestproductie en bemesting noemen.
- Beschrijven welke gevolgen overbemesting op de natuur heeft met gebruik van de begrippen eutrofiëring en waterbloei.
Slide 10 - Diapositive
- Uitleggen welke gevolgen de verzuring van de bodem heeft.
Slide 11 - Diapositive
- Uitleggen hoe gifstoffen ophopen in een voedselketen.
Slide 12 - Diapositive
- De oorzaak en de gevolgen van te veel koolstofdioxide in de lucht beschrijven.
- Afvalgassen noemen die bij de verbranding van fossiele brandstoffen vrij komen.
Veel CO2-uitstoot (door verbranding fossiele brandstoffen en ontbossing) --> versterkt broeikaseffect.
Slide 13 - Diapositive
- Een optimumgrafiek aflezen, om te bepalen wanneer een soort kan leven.
- Benoemen welke gevolgen een verandering in abiotische factoren kan hebben voor een soort.
Buiten optimumgrafiek? Dan kan een organisme niet leven.
Slide 14 - Diapositive
- De verschillende oorzaken en de gevolgen van opwarming uitgebreid beschrijven m.b.t.: temperatuurstijging, klimaatzones en zeespiegel
Stijging temperatuur door broeikaseffect, dus minder industrie en bomen kappen.
Gevolg stijging temperatuur: smelten van ijskappen -> zeespiegel stijgt. En klimaatzones veranderen (bijv. verwoestijning: droogte).
Slide 15 - Diapositive
- De verschillende oorzaken en de gevolgen van
opwarming uitgebreid beschrijven m.b.t.:
natuurverandering
Slide 16 - Diapositive
- Verschillende duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland noemen en inhoudelijk toelichten.
Slide 17 - Diapositive
In een goedwerkende voedselkringloop gaan geen stoffen verloren
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Wat is "de ecologische voetafdruk"?
Slide 19 - Question ouverte
In Albanie wordt er nog gekookt op hout
Edlira heeft een tas van runderleer
Er komt zwarte rook uit de schoorsteen
De akker wordt ingezaaid met mais
Op vier manieren gebruiken we de aarde. Sleep deze naar bijpassend voorbeeld.
grondstoffen
afval
energie
voedsel
Slide 20 - Question de remorquage
Wat zijn de gevolgen van overbemesting op de natuur?
A
Verzuring van de bodem en waterbloei
B
Verbetering van de waterkwaliteit
C
Toename van diversiteit van planten en dieren
D
Vermindering van mineralen in de grond
Slide 21 - Quiz
Hoe proberen agrarische bedrijven de opbrengst te verhogen?
A
Door het gebruik van krachtvoer in de tuinbouw
B
Door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de veeteelt
C
Door het gebruik van antibiotica toe te voegen aan veevoer
D
Door mest te gebruiken in de akkerbouw
Slide 22 - Quiz
Wat is een voorbeeld van monocultuur in de Nederlandse landbouw?
A
Het houden van verschillende diersoorten door veehouders
B
Het verbouwen van alleen aardappelen op een akker
C
Het verbouwen van verschillende soorten groente door tuinbouwers
D
Het verbouwen van aardappelen, graan en mais op dezelfde akker
Slide 23 - Quiz
Bij vermesting komen er overtollige mineralen in natuurgebieden
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Jan verbouwt sla en komkommers. Wat voor een bedrijf heeft Jan?
A
Akkerbouwbedrijf
B
Gemengd bedrijf
C
Tuinbouwbedrijf
Slide 25 - Quiz
Wat gebeurt er bij verzuring?
A
ammoniak uit de bodem reageert met mest op het land tot zuur
B
ammoniak uit de bodem reageert met water in de bodem en lucht tot zuur
C
ammoniak uit mest reageert met water in de bodem en lucht tot zuur
D
ammoniak uit water reageert met mest in de bodem en lucht tot zuur
Slide 26 - Quiz
Hoe heet het doorgeven van gif in de voedselketen?
Slide 27 - Question ouverte
Leg uit waarom het gif in de zee gevaarlijk is voor de mens
Slide 28 - Question ouverte
Wat heeft een stijging in vleesconsumptie voor een gevolgen op het milieu?
Slide 29 - Question ouverte
Welke landbouwer levert de belangrijkste grondstof voor het product?
Akkerbouwer
Veehouder
Tuinbouwer
Paprikapoeder
Worst
Chips
Yoghurt
Ketchup
Suiker
Slide 30 - Question de remorquage
Juist
Onjuist
Uit mest komen gassen die zure regen veroorzaken.
Te veel mest op het land kan zorgen dat het leven in de sloten afsterft.
Van mest gaan alle planten beter groeien.
Slide 31 - Question de remorquage
Sleep de juiste groep naar de juiste organismen in de voedselkringloop.
Producenten
Reducenten
Consumenten
Consumenten
Afvaleters
Slide 32 - Question de remorquage
Uit welke twee reacties bestaat de koolstofkringloop?
Fotosynthese
Diffusie
Osmose
Verbranding
Slide 33 - Question de remorquage
Hoe heet deze manier van gewassen verbouwen? (1 woord)
Slide 34 - Question ouverte
Welk gas zit er in mest?
A
Zuurstof
B
Ammoniak
C
Nitraat
D
Salpeterzuur
Slide 35 - Quiz
Hoe komt het dat de ammoniak zorgt voor veel stikstof in de bodem?
A
Het stroomt weg naar andere gebieden.
B
Reducenten zetten het om in een stikstofmineraal.
C
Het vervliegt.
D
Doordat er kunstmest van gemaakt wordt.
Slide 36 - Quiz
Wat zie je hiernaast?
Slide 37 - Question ouverte
Er is onderzoek gedaan naar het verloop van waterbloei in een sloot. Jip en Shanna hebben het aantal reducenten (bacteriën) en het percentage zuurstof gemeten. Welk diagram geeft wat weer?
A
A = zuurstof
B = reducenten
B
B = zuurstof
C = reducenten
C
B = reducenten
C = zuurstof
D
A = reducenten
C = zuurstof
Slide 38 - Quiz
Door het verbranden van fossiele brandstoffen komt koolstofdioxide vrij.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quiz
Welke van de twee plaatjes geeft het versterkte broeikaseffect weer?
A
B
Slide 40 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Welke lijn hoort bij het organisme met het grootste tolerantiegebied?
A
De rode lijn
B
De blauwe lijn
Slide 41 - Quiz
Duurzame energiebronnen vormen een oplossing voor de milieuvervuiling. Wat zijn twee voorbeelden van duurzame energiebronnen?
Slide 42 - Question ouverte
Wie heeft het grootste tolerantiegebied?
A
1
B
3
C
5
D
7
Slide 43 - Quiz
Tolerantie is het vermogen van organismen om ...
A
schommelingen in een biotische factor te verdragen
B
schommelingen in een abiotische factor te verdragen
C
te kunnen overleven in een gebied
D
de wisselwerking tussen org en hun omg te bestuderen
Slide 44 - Quiz
Wat betekent het voor een vis als de temperatuur onder zijn laagste tolerantiegrens komt?