Globalisering - eindles

Globalisering - tussenevaluatie
43 vragen over het wel en wee van de wereld.
1 / 94
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 94 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Globalisering - tussenevaluatie
43 vragen over het wel en wee van de wereld.

Slide 1 - Diapositive

§1.4 Globalisering: One Culture?

H1 Globalisering
1.4 route B
1.5 route C
Domein Wereld
Havo 5

Slide 2 - Diapositive

Belangrijke aandachtspunten
Een paar opdrachten uit 1.3 doornemen
start 1.4 & 1.5
werk óók aan de herhaling van 4.1 én 4.2 

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn de (ruimtelijke) geografische gevolgen van de snelle economische globalisering? Noem minimaal 3 gevolgen!

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

De aanduiding van Azië is in bron 13 wel erg algemeen. Welke geografische werkwijze moet je gebruiken om een preciezer beeld van de bijdrage van Azië aan de wereldhandel te geven?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

In Europa is het aandeel van de export binnen de eigen regio veel groter dan in andere gebieden. Leg uit hoe dat komt. Je uitleg bestaat uit een oorzaak-gevolgrelatie.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

De regio Rio de Janeiro - São Paulo profiteert volgens bron 14 veel van de globalisering. Noem twee verschillende gebiedskenmerken om dit te verklaren.

Slide 11 - Question ouverte

Lesdoel
  • Je begrijpt dat culturele globalisering leidt tot eenwording/homogenisering en diversiteit/heterogenisering.

Slide 12 - Diapositive

Cultuurelementen zijn op te delen in materiële en immateriële kenmerken. Leg van beide uit wat er mee bedoeld wordt.

Slide 13 - Question ouverte

Wie heeft weleens meegedaan aan een Tik-Tok challenge?
A
Ja
B
Nee
C
Ik overweeg het
D
Ik ben als voorbeeld een filmpje gestart

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Welke elementen zijn vatbaarder voor globalisering?
A
materiële kenmerken
B
immateriële kenmerken

Slide 16 - Quiz

Culturele globalisering
Door globalisering is er steeds meer contact tussen culturen. Dit wordt mede geholpen door:  1) internationaal toerisme, 2) handel en 3) migratie helpen hierbij. Ook 4) informatietechnologie is hierin van belang.

Culturele globalisering leidt aan de ene kant tot homogenisering, dus het steeds meer gelijk worden van culturen. Maar het leidt ook tot heterogenisering, waarin mensen ook vasthouden aan hun eigen cultuurelementen en er een mengcultuur ontstaat. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Globalisering: Arabische Lente
Wat hebben Moderne Media betekent voor volksopstanden zoals de Arabische Lente?

Veelal worden deze protesten via online diensten georganiseerd, buiten invloed van de autoriteiten.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Leg in eigen woorden uit hoe informatietechnologie heeft bijdragen aan de protesten in Soedan.

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Bekijk de kaart op de vorige slide. Welke conclusie kan je trekken als het gaat om de richting van informatiestromen?

Slide 23 - Question ouverte

Leg uit hoe de ontwikkeling van de informatietechnologie bijdraagt aan culturele globalisering.

Slide 24 - Question ouverte

Diffusie van cultuurelementen
(een proces, waarbij een cultuurelement wordt overgebracht in een andere cultuur. De andere cultuur neemt dit als het ware in zich op)

Op 3 schaalniveaus:
  • mondiaal - noord <-> zuid
  • internationaal - tussen landen
  • nationaal - binnen landen, vanuit de stad over de rest van het land

Slide 25 - Diapositive

Diffusie van cultuur
Diffusie is een proces, waarbij een cultuurelement wordt overgebracht in een andere cultuur. De andere cultuur neemt dit als het ware in zich op. Een voorbeeld is dat in de Verenigde Staten veel muziek beïnvloedt door andere culturen, zoals die van latino's en Afro-Amerikanen.

Slide 26 - Diapositive

Globalisering beïnvloedt culturele eenheid, maar ook diversiteit:
Homogenisering: door verwestersing gaan culturen op elkaar lijken
Heterogenisering: door wereldwijde migratie ontstaat vooral in grote steden een mix van westerse en niet-westerse cultuurelementen



Slide 27 - Diapositive

Sleep de omschrijving naar het juiste begrip. 1 begrip gebruik je niet, een andere twee keer.
Homoge-
nisering
Amerika-
nisering
diffusie
Hetero-
genisering
Lingua Franca (voertaal)
Regionale
Identiteit

Slide 28 - Question de remorquage

Welke uitspraak is onjuist?

Ondanks de globalisering zullen culturen niet snel verdwijnen, omdat ...
A
culturen niet beïnvloed worden door de globalisering
B
de echte cultuurelementen diep in de samenleving zijn geworteld
C
slechts een klein deel van de bevolking de westerse cultuur overneemt
D
de bevolking cultuurelementen van een andere cultuur overneemt, maar deze aan de eigen cultuur aanpast.

Slide 29 - Quiz

Kortom
  • Je begrijpt dat culturele globalisering leidt tot eenwording/homogenisering en diversiteit/heterogenisering.
  • Je begrijpt de invloed/rol van informatietechnologie op globalisering
  • Je weet het verband tussen informatieuitwisseling en het triadisch netwerk

Slide 30 - Diapositive

1.5 Sociale Globalisering

Slide 31 - Diapositive

Leerdoelen bij 
Sociale Globalisering

  • Je weet hoe globalisering de internationale migratie stimuleert.
  • Je begrijpt het verband tussen globalisering en het ontstaan van transnationale netwerken.

Slide 32 - Diapositive

Hoeveel procent van de wereldbevolking woont NIET in het land waar hij of zij geboren is? Dit is ca.
A
0,3%
B
3%
C
13%
D
30%

Slide 33 - Quiz

De grootste economische migratiestroom in de wereld verloopt van...
A
Noord naar Noord
B
Noord naar Zuid
C
Zuid naar Noord
D
Zuid naar Zuid

Slide 34 - Quiz

Wat is geen pushfactor?
A
Gebrek aan werk
B
Een natuurramp
C
Goed betaald werk
D
oorlog

Slide 35 - Quiz

Waarheen vluchtten sinds 2012 de meeste Syriërs?
A
Naar Europa
B
Naar Amerika
C
Naar Turkije
D
Ze blijven in de regio

Slide 36 - Quiz

Sinds 1990 neemt het aantal internationale migranten...
A
af
B
toe

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Welke van deze 4 manieren gelden voor de migratie van Afrika naar Europa?
A
Verschil in welvaart
B
Verschil in leeftijdsopbouw
C
Verbetering transport- en communicatie tech.
D
Ontschotting tussen landen

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Diapositive

Zie bron 27: welke oorzaak van internationale migratie zie je in de bron?
A
Culturele reden
B
Economische reden
C
Fysisch-geografische reden
D
Demografische reden

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Westerse allochtonen
Surinamers
Marokkanen en Turken
Antilianen
Inwoners van de EU kunnen zich vrij vestigen
Als arbeidsmigrant of volgmigrant naar NL gekomen
Tot 1975 kolonie van NL
Behoren bij Koninkrijk der Nederlanden

Slide 43 - Question de remorquage

Verstedelijking wordt versterkt door
A
ruraal-urbane migratie
B
ruraal-rurale migratie
C
urbaan-rurale migratie
D
urbaan-urbane migratie

Slide 44 - Quiz

Belangrijke aandachtspunten
start 1.4 & 1.5
werk óók aan de herhaling van 4.1 én 4.2 (domein wereld)

Slide 45 - Diapositive

Wat is globalisering ?
A
Een heleboel bedrijven bij elkaar in een speciaal economische zone
B
Goedkope arbeid in lagelonenlanden
C
Een goede infrastructuur , onderwijs en zorg
D
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld + informatie

Slide 46 - Quiz

Verstedelijking wordt versterkt door
A
een hoog geboortecijfer in steden
B
een hoge gemiddelde leeftijd in steden
C
sterke ontstedelijking

Slide 47 - Quiz

India was een
A
vestigingskolonie van GB
B
een exploitatiekolonie van GB

Slide 48 - Quiz

Niet alle koloniën hebben de moedertaal overgenomen. Vooral landen die meerdere talen hadden, zoals India deden dit. Leg dit uit.

Slide 49 - Question ouverte

De verstedelijking in de semiperiferie
A
kwam later op gang dan die in Europa
B
kwam eerder op gang dan die in Europa
C
kwam gelijk op gang met die van Europa

Slide 50 - Quiz

Wat is de Lingua Franca van India?
A
Hindi
B
Frans
C
Engels
D
Marathi

Slide 51 - Quiz

De bevolking van semiperifere landen
A
groeit
B
krimpt
C
blijft gelijk

Slide 52 - Quiz

een land heeft een geboortecijfer van
16.5 promille en een sterftecijfer van 9.7 promille. Dit land zit in ...
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4

Slide 53 - Quiz

Bekijk de leeftijdsdiagram van India. In welke fase van het demografisch transitiemodel zit deze leeftijdsdiagram?
bevolkingsdiagram India
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 54 - Quiz

Welk van de onderstaande landen/gebieden heeft de grootste regionale ongelijkheid?
A
Bric-landen
B
West-Europese landen
C
derdewereldlanden

Slide 55 - Quiz

Callcenters in India is een voorbeeld van...
A
uitschuiven
B
dekolonisatie
C
de-instrialisering
D
verstedelijking

Slide 56 - Quiz

India is duidelijk op weg naar meer ontwikkeling door meer industrie en diensten. India behoort tot...
A
het centrum
B
de semi-periferie
C
de periferie

Slide 57 - Quiz

Welk deel van de productieketen is het meest arbeidsintensief?
A
R&D
B
assemblage
C
Verkoop
D
distributie

Slide 58 - Quiz

Hoe wordt de ruimtelijke economische kern van de wereld genoemd, bestaande uit de VS, West-Europa en Japan?

Slide 59 - Question ouverte

Wat is geen gevolg van globalisering?
A
tegenstelling arm-rijk
B
uitbuiting van arbeiders
C
milieu-uitputting
D
natuurrampen

Slide 60 - Quiz

Welke landen zien vooral een economisch voordeel van transmigratie
A
vertrekgebieden
B
doorgangslande
C
vestigingsgebieden

Slide 61 - Quiz

Hoe heet de verschuiving van het economisch zwaartepunt van de Atlantische naar Stille Oceaan?

Slide 62 - Question ouverte

Welke ligging verandert door de global shift? (1 woord)

Slide 63 - Question ouverte

Welk land ligt dankzij global shift relatief gunstiger?
A
Vietnam
B
Kenia
C
India
D
Noorwegen

Slide 64 - Quiz

Welke ontwikkeling is tussen deze bevolkingsgrafieken zichtbaar? twee woorden.

Slide 65 - Question ouverte

Welke ontwikkeling is in fase 3 van het demografisch transitiemodel zichtbaar? twee woorden

Slide 66 - Question ouverte

De relatieve ligging van Taiwan qua wereldhandel is de afgelopen decennia verbeterd, maar het ondervind geopolitieke spanningen. Geef aan waardoor de relatieve ligging is verbeterd. Geef daarna aan welk geopolitiek vraagstuk er rond Taiwan speelt die de handel belemmert.
timer
5:00

Slide 67 - Question ouverte

Leg uit waarom de regionale ongelijkheid in BRIC-landen groter is dan in centrumlanden
timer
5:00

Slide 68 - Question ouverte

In veel landen wordt er geluisterd naar Koreaanse muziek. Geef aan hoe dit leidt tot homogenisering en tot heterogenisering.
timer
5:00

Slide 69 - Question ouverte

In de KOF-index wordt de mate van globalisering op een honderdpuntschaal uitgedrukt. Peru scoort een 68 en buurland Bolivia 57. De ligging verklaart dit verschil.
Beredeneer voor Bolivia vanuit de geografische dimensie het verschil in globaliseringsindex.
timer
5:00

Slide 70 - Question ouverte

Noem een verschil tussen de Poolse en de Nederlandse landbouwsector. Noem twee begrippen.
timer
5:00

Slide 71 - Question ouverte

Het aantal leghenbedrijven in Nederland daalt, maar het aantal leghennen in Nederland nam in dezelfde tijd toe. Leg dit uit. Gebruik een van de vier ontwikkelingen in het boerenbedrijf uit 1.9
timer
5:00

Slide 72 - Question ouverte

De laatste actor in de agri-business is een belangrijke. Geef aan
- wie de laatste actor is

Slide 73 - Question ouverte

De laatste actor in de agri-business is een belangrijke. Geef aan
- Hoe deze actor kan zorgen voor een verduurzaming van de landbouw

Slide 74 - Question ouverte

Natuurlijke bevolkingsontwikkeling
Sociale bevolkingsontwikkeling
Geboortecijfer
Sterftecijfer
Zuigelingensterfte
Vestigingsoverschot
Vertrekcijfer
Migratiesaldo
Vestigingscijfer
Vruchtbaarheidscijfer
Geboorte-overschot

Slide 75 - Question de remorquage

Grijze druk
Groene druk
Vrouwen leven langer dan mannen
Mensen geboren in fase 3
Dalend vruchtbaarheidscijfer

Slide 76 - Question de remorquage

Opkomende landen, middengroep en achterblijvers worden gerekend tot het
A
noorden
B
westen
C
zuiden
D
oosten

Slide 77 - Quiz

Tot welk deel van het
wereldsysteem behoort Mexico?

Slide 78 - Question ouverte

VN-welzijnsindex is een samenvoegsel van scores op koopkracht, analfabetisme en

Slide 79 - Question ouverte

Wat is demografische druk?
A
De verhouding van de bevolkingsdichtheid in meerdere gebieden
B
Verhouding van mensen die wel en niet productief werken
C
De bevolkingsgroei in een land en verhouding welke mensen tot welke leeftijdsgroep ze behoren.
D
De druk die een land/volk op een ander volk/land leveren

Slide 80 - Quiz

hoe reken je de demografische druk uit?
A
actieve/inactieve x 100%
B
actieve -inactieve x 100%
C
inactieve/actieve x100%
D
inactieve-actieve x100%

Slide 81 - Quiz

De diffusie van materiële en
cultuurelementen bevindt zich
in verschillende fasen. In welke
fase bevindt zich de diffusie van materiële
cultuurelementen zoals het drinken van Coca Cola?

Slide 82 - Question ouverte

Wat is specialisatie?
A
Een boer mechaniseert zijn bedrijf en laat alles werken door middel van robots.
B
Bedrijven ontwikkelen zich tot grote multinationals, waarbij meerdere producten worden geproduceerd.
C
Bedrijven richten zich meer op de uitstoot van chemische stoffen en gaan milieuvriendelijker werken.
D
Het verbouwen van één product binnen het bedrijf of het houden van één soort veeteelt.

Slide 83 - Quiz

Een nadeel van specialisatie van de landbouw is
A
Producten worden steeds beter
B
Kleine bedrijven verdwijnen
C
Productie wordt vergroot

Slide 84 - Quiz

Op welke drie invalshoeken wordt er gelet bij landschappelijke kwaliteit?
A
gebruikswaarde actuele staat toekomstwaarde
B
gebruikswaarde belevingswaarde toekomstwaarde

Slide 85 - Quiz

Wat zegt bevolkingsdichtheid over welvaart?
A
helemaal niets
B
dat hoe dichter bevolkt, hoe rijker
C
dat hoe dichter bevolkt, hoe rijker
D
dan hoe dichter bevolkt, hoe groter de ruimtelijke ongelijkheid.

Slide 86 - Quiz

Wanneer neemt de ruimtelijke ongelijkheid in landen het meest toe?
A
van periferie naar semiperiferie
B
van semiperiferie naar centrum

Slide 87 - Quiz

Noem een demografisch verschil tussen Algerije en Frankrijk.

Slide 88 - Question ouverte

Slums kom je enkel tegen in (a) en laat vooral (b) ongelijkheid zien
A
(a) Groot-Brittannië (b) sociale
B
(a) India (b) sociale
C
(a) Groot-Brittannië (b) ruimtelijke
D
(a) India (b) ruimtelijke

Slide 89 - Quiz

CO2-uitstoot creëert pas na decennia opwarming van de atmosfeer. Dit is afwenteling in
A
tijd
B
ruimte

Slide 90 - Quiz

Dat we oude kleding uit elkaar laten halen in Afrika is een voorbeeld van afwenteling in
A
tijd
B
ruimte

Slide 91 - Quiz

Op welk schaalniveau werkt klimaatverandering?

Slide 92 - Question ouverte

Dat bijna iedereen in de wereld wel lid is van een sociaal medium is een voorbeeld van
A
homogenisering
B
heterogenisering

Slide 93 - Quiz

Wat doet het WTO?
A
Deze organisatie streeft er naar om vrijhandel in de wereld te bevorderen.
B
Deze organisatie geeft leningen aan ontwikkelingslanden.
C
Deze organisatie streeft er naar dat bedrijven uit ontwikkelingslanden een eerlijke prijs krijgen voor hun producten.
D
Deze organisatie helpt ontwikkelingslanden als er een ramp heeft plaatsgevonden.

Slide 94 - Quiz