Jan leest 430 blz in 1075 minuten. Hoeveel blz leest Jan in 10 minuten?
1 / 46
suivant
Slide 1: Question ouverte
WiskundeMBOStudiejaar 4
Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Jan leest 430 blz in 1075 minuten. Hoeveel blz leest Jan in 10 minuten?
Slide 1 - Question ouverte
Verhoudingen en procenten
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Verhoudingen
Slide 4 - Diapositive
Verhoudingtabel
Prijs
€1,50
€ ?
Gewicht
500 gram
725 gram
Slide 5 - Diapositive
Verhoudingtabel
Prijs
€1,50
€5,25
Gewicht
500 gram
? gram
Slide 6 - Diapositive
150 cm gordijnstof kost €7,50. Wat kost 600 cm gordijnstof?
Slide 7 - Question ouverte
6,00 per 2 kilogram. Hoeveel kost 0,5 kilogram?
Slide 8 - Question ouverte
Welke aanbieding
is goedkoper?
Slide 9 - Diapositive
Welke aanbieding is goedkoper?
3 stuks voor €5,00
2 stuks voor €2,99
Slide 10 - Question ouverte
Procenten!
Slide 11 - Diapositive
1% = Eén van de honderd = 0,01 =
25% = 25 van de honderd = 0,25 =
Procenten
1001
10025
Slide 12 - Diapositive
2 situaties
Slide 13 - Diapositive
30 % van €400,00?
Eerst 1% : 400 : 100 (1%) = 4 X 30 = €120,00
1. Het aantal uitrekenen!
Slide 14 - Diapositive
Hoeveel % is €30,00 van de €150,00
DEEL gedeeld door GEHEEL x 100%
30 : 150 x 100% = 20%
(Of...ook de verhoudingtabel!)
2. Procenten uitrekenen!
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Oefeningen!
Slide 17 - Diapositive
1. 45% van €500,00. Hoeveel € is dit?
2. €45,00 van €500,00. Hoeveel % is dit?
Slide 18 - Question ouverte
20 scholieren komen op de fiets waarvan 5 op de e-bike. 50 komen met het openbaar vervoer. Hoeveel % van de scholieren komen op de e-bike?
Slide 19 - Question ouverte
Procentuele af- en toename
oudnieuw−oudX100
%
Slide 20 - Diapositive
Voorbeeld
200174−200X100
%
Slide 21 - Diapositive
Reken het percentage uit aan de hand van de afbeelding hiernaast
Slide 22 - Question ouverte
BTW Inclusief/Exclusief
Bezoekersaantallen zijn gestegen. Dit is....
Voorbeelden!
Terug naar 100%...
Slide 23 - Diapositive
Een laptop kost € 654,61. Wat kost deze laptop exclusief BTW?
Slide 24 - Question ouverte
Sleep de juiste beginwaarde op het juiste plaatje....
90%
121%
110%
Slide 25 - Question de remorquage
Verhoudingtabel!
En nu terug naar 100%!
Slide 26 - Diapositive
Rente op leningen
Rente op spaargeld
Rente
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Oefenen
Slide 30 - Diapositive
Jan neemt een lening bij de bank. Hij leent €15.000 tegen een rente van 8%. Wat betaalt Jan per maand aan rente?
Slide 31 - Question ouverte
Hypotheek bestaat uit rente en aflossing. Wat betaal je per jaar aan rente en aflossing over een hypotheek van €240.000,00? De rente is 4%, de hypotheek mag in 30 jaar afgelost worden.
Slide 32 - Question ouverte
Voordat we de rente berekenen eerst de aflossing. Stel je krijgt de woning met een bod van €300.000,- (per opbod!). Dit bedrag dien je terug te betalen aan de bank. Dit noemen ze aflossen. Je mag het aflossen in 30 jaar. Wat is de aflossing per jaar?
Slide 33 - Question ouverte
Naast de aflossing betaal je rente. Gebruik de rentes van de aanbieders hiernaast. Hoeveel rente per jaar betaal je bij de goedkoopste aanbieder?
Slide 34 - Question ouverte
En wat betaal je per maand voor aflossing en rente? Rond af op 2 decimalen
A
€178,08
B
€17,80
C
€17.803,33
D
€1.780,33
Slide 35 - Quiz
Je betaalt rente = lenen (o.a. hypotheek)
Je ontvangt rente = sparen
Slide 36 - Diapositive
Stel je spaart bij de beste aanbieder van hiernaast. Je stort €1000,00 op de rekening. Hoeveel spaargeld heb je na 2 jaar op de rekening (je stort ondertussen niets bij)
Slide 37 - Question ouverte
Student Aaron wordt 's ochtends om 6.45 gewekt door zijn ingestelde alarm. Hij kijkt en weet dat hij om 9.00 zijn eerst les heeft. Hij weet dat hij 3 kwartier onderweg is waardoor hij uiterlijk om 8.15 moet vertrekken. Dit is ook inclusief de looptijd van huis, fiets, bushalte en wandeling naar school. Hij gaat zich eerst opfrissen voordat hij gaat ontbijten. Hij knijpt ong. 0,75 ml op de borstel. Hij ziet dat een tube tandpasta 75 ML bevat. Hoeveel poetsbeurten kan ik dan met een tube tandpasta? Hij wast zich en rent naar het ontbijt. Zijn broertje en zusje zitten er al. Zijn vader en moeder komen ook zo. Hij las ergens de volgende regel: Het minimum aantal vierkante meters per persoon volgens de NEN normen: 1 persoon 7 vierkante meter. Goh, denkt Aaron, wij zijn met zijn vijven dus hoeveel vierkante meter zouden wij in totaal nodig zijn? En onze keuken is 3 bij 4 dus dat gaat niet voldoende zijn. Hij leest ondertussen op zijn insta dat de kaartverkoop van de kerstmiddag van start gaat. Hij rekent even snel hoeveel hij op zijn rekening heeft staan. Hij weet dat hij genoeg saldo heeft. Maar hij moet zijn kameraad ook nog een tikkie terug betalen. Dan zou hij niet genoeg hebben. Gelukkig hoorde hij dat op zijn uurloon 10% inflatiecorrectie wordt toegepast. Hoeveel dat precies is weet hij ook niet maar bij gemiddeld 12 uur per week bij een uurloon van 7,50 krijgt hij toch extra uitbetaald. Hij probeert nog snel uit te rekenen hoeveel uur hij moet werken voor een kaartje van €30,00 (de verhoging nog niet meegerekend). Na het ontbijt kan hij gelukkig na insta, snap, app nog ff snel op TikTok. Hij krijgt de laatste tijd veel tiktoks van influencers die zeggen dat je helemaal geen 40 uur hoeft te werken. Zij zijn bijna millionair met slechts 2 dagen werken. Stel. denkt Aaron, hij doet het met 7,50 per uur, hoeveel uur moet hij dan werken voordat hij een miljoen verdient heeft. Pfff, dat is 1.000.000 : 7,50 = 13.333 uur. Je kunt per jaar ongeveer 1700 uur werken had hij ergens gelezen.
Slide 38 - Diapositive
Welk rekenonderwerp denk jij te kunnen uitleggen aan jouw buurman of -vrouw?
Slide 39 - Carte mentale
Grootheden en eenheden
Oriëntatie 2D en 3D wereld
Verhoudingen herkennen en gebruiken
Procenten
Kwantitatieve informatie
Domeinen
Slide 40 - Diapositive
En wat vindt jij het (aller-)moeilijkste onderdeel van rekenen ?
Slide 41 - Carte mentale
Procenten
Verhoudingen
Omtrek/Opp/Inhoud
Grafieken/diagrammen
Waar komt het op neer?
Slide 42 - Diapositive
Maar.....ook goed lezen!
Jan en 3 vrienden gaan een weekendje Amsterdam organiseren.
Voor hoeveel personen dien je dit uit te rekenen?
Hoeveel korting krijg je?
Hoeveel betaal je na de korting?
Korting in bedrag of in percentage?
Slide 43 - Diapositive
Een broek kost €75,00. Je krijgt 15% korting.
Welke vraag heb je het liefst?
Hoeveel korting krijg ik?
Wat betaal ik na de korting?
Slide 44 - Sondage
En hoeveel is 15% van 75?
Slide 45 - Question ouverte
In 2022 stegen de bezoekersaantallen bij Disneyland Parijs ten opzichte van 2021. Hoeveel procent is dit?