H6 §53, 58, 64

Beetje nakijken (p. 36)
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Beetje nakijken (p. 36)

Slide 1 - Diapositive

H6 §53-58-64
-Tussen de WO
-F. Bordewijk
-De nieuwe zakelijkheid

Slide 2 - Diapositive

§ 53 Historische achtergrond 1914-1945
Door WOI kwam een einde aan het belle époque (=fin de​ siècle). ​ 

Na WO I optimisme (roaring twenties), dit duurde niet lang:​ beurscrisis 
1929, sombere jaren ’30 die uitliepen op WO II. ​
 ​
Steeds meer staten worden een linkse of rechtse dictatuur.
 Europa wordt bijna één grote totalitaire staat.​

Sociale wetgeving wel versterkt: 1917 algemeen​ kiesrecht​ mannen, 
1922 algemeen kiesrecht vrouwen.










Slide 3 - Diapositive

§ 58 F. Bordewijk (1884-1965)
Proza.​

1931 Blokken, anti-utopisch verhaal/dystopie (toekomstdictatuur wordt afgeschilderd), verwijzingen naar Rusland, nachtmerrieachtig. Opbouw = “blokkendoos”, stijl = korte zinnen, vorm en inhoud komen overeen, stroming = constructivisme. ​

1934 Bint, dezelfde compositorische en stilistische kenmerken als Blokken.





Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

§ 58 Bordewijk (1884-1965)
1938 Karakter, roman van vader en zoon. Bordewijk werkte zelf op advocatenkantoor

Bordewijks stijl: de nieuwe zakelijkheid (reactie op woordkunst, emotieloos, korte, zakelijke stijl)


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

§ 64 De nieuwe zakelijkheid
Literatuur: 
-tegen vormexperimenten, impressionistische woordkunst
-schreven poésie parlante/parlando poëzie (=alledaagse taal, benadert in metrum en ritme de spreektaal)
-kritisch t.o.v. opkomend fascisme
-literair tijdschrift dat erbij hoort: Forum ("Niet de vorm maar de vent")

Slide 8 - Diapositive

Wb. 58 (p. 44 wb, p. 141 hb)

Slide 9 - Diapositive

Antwoorden 58
a onopvallend
b ‘De meesten keken op hem neer’: ze zitten hoger en ze minachten hem
c gorilla, roofvogel, gier, eventueel: monster
d vrouw, monster, wezen
e Hij kent de plaatsen van de leerlingen uit zijn hoofd.
f omdat hij zelf ‘onder’ zit (zie vraag 2)

Slide 10 - Diapositive