2425 week 26 mei lire en delend lidwoord

We starten met een filmpje

1. Wat betekent de titel van het filmpje: 'La pire haleine du monde'?
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?
3. Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

We starten met een filmpje

1. Wat betekent de titel van het filmpje: 'La pire haleine du monde'?
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?
3. Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Vraag 1
1Wat betekent de titel van het filmpje: 'La pire haleine du monde'?
A. De slechtste adem van de wereld.
B. De slechtste grap ter wereld.
C. Het beste idee voor uw mond.
D. Het beste snoepje voor uw mond.


Slide 3 - Diapositive

Vraag 2
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?

In het Fr en/of NL

Slide 4 - Diapositive

Vraag 2
2. Wat vraagt de man aan de voorbijgangers?

Excusez moi, je cherche le chemin de la gare. 

Slide 5 - Diapositive

Vraag 3
Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?

FR en/of NL

Slide 6 - Diapositive

Vraag 3
Welke boodschap krijgt de man aan het einde van het filmpje via het scherm?

Prends un Tic Tac

Slide 7 - Diapositive

  • les devoirs - lire
  • la grammaire - delend lidwoord
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik of ik het onderdeel lezen goed beheers
  • weet ik wat het delend lidwoord is in het Frans en kan ik het toepassen

Slide 8 - Diapositive

Exercice 6
Kijk zelf de antwoorden na. Heb je een vraag fout, dan zoek je het juiste antwoord in de leestekst en markeer/onderstreep je het.

Heb je alles goed? Zoek dan de woorden du, de la, de l' en des in de tekst. Onderstreep / markeer ze en bedenk of deze woorden een betekenis hebben.

Slide 9 - Diapositive

Exercice 6
1 vriend
2 Tim: a, b Jonas: c, d, e
3 bij zijn moeder, zijn zus en zijn broer
4 Leuk, want hij heeft al veel vrienden.
5 vlees, vis, frites
6 Omdat Tim in Nederland vaak frites eet en cola drinkt en hij dat ook lekker vindt.


timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Exercice 6
7 B
8 Dit is het recept van de zomerse salade die ze ’s avonds gaan eten.
9 makkelijk; het is een makkelijk recept: je hoeft alleen eieren te koken, daarna hoef je alleen te snijden en te mengen.
10 le poivron rouge= de rode paprika
11 d, e, a, b, c
timer
3:00

Slide 11 - Diapositive

La grammaire
Lidwoord
Delend lidwoord

Slide 12 - Diapositive

Lidwoord

Mannelijk enkelvoud                            le                    un
Vrouwelijk enkelvoud                           la                    une
Woorden met klinker/stomme h     l'                      un/une
Woorden in het meervoud                 les                  des

Slide 13 - Diapositive

Vertaal: de stokbroden "..... baguettes"
A
les
B
des

Slide 14 - Quiz

Vertaal: een salade (... salade)
A
une
B
un
C
le
D
la

Slide 15 - Quiz

Vertaal "de man" (... homme)

Slide 16 - Question ouverte

DELEND LIDWOORD

Wanneer gebruik je het?

Als de hoeveelheid van iets onbekend is

x vrienden - des amis
x meisjes - des filles

Slide 17 - Diapositive



Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk enkelvoud
Woorden met klinker/
stomme h
Woorden in het meervoud


du
de la
de l'

des
Delend lidwoord
blz 62

Slide 18 - Diapositive

DELEND LIDWOORD

Ik wil brood.
Weet je hoeveel?
Je veux du pain.

Slide 19 - Diapositive

DELEND LIDWOORD

Ik wil jam.
Weet je hoeveel?

Je veux de la confiture.

Slide 20 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Ik wil water.
Weet je hoeveel?

Je voudrais ......eau.

Slide 21 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Ik wil water.
Weet je hoeveel?

Je voudrais de l'eau.

Slide 22 - Diapositive

DELEND LIDWOORD


Ik wil appels.
Weet je hoeveel?

Je veux....pommes.

Slide 23 - Diapositive

DELEND LIDWOORD


Ik wil appels.
Weet je hoeveel?

Je veux des pommes.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

DELEND LIDWOORD
Na woorden die wel een hoeveelheid aangeven, gebruik je het woordje  'de'. Behalve bij telwoorden (deux, trois, etc)

Apprendre 10 - hoeveelheidswoorden - ontkenning

Na een ontkenning gebruik je ook het woordje 'de'. Dat zijn dus zinnen met ne....pas.

Slide 26 - Diapositive

Les devoirs
Leren apprendres 8 en 10  (F-N) blz 74/75

Goed leren, overhoren! TW is dichterbij dan je denkt!

Slide 27 - Diapositive

DELEND LIDWOORD

Ik wil een kilo boter.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un kilo de beurre.

Slide 28 - Diapositive

DELEND LIDWOORD

Ik wil een pot jam.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un pot de confiture.

Slide 29 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Ik wil een liter water.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un litre d'eau.

Slide 30 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Ik wil een kilo aardbeien.
Weet je de hoeveelheid?

Je veux un kilo de fraises.

Slide 31 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Bij telwoorden gebeurt er niets.
Je veux deux pains.
Je veux quatre bananes.

Slide 32 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Ik wil geen brood.
Met ne....pas?

Je ne veux pas de pain.

Slide 33 - Diapositive

DELEND LIDWOORD
Ik wil geen jam.
Met ne......pas?

Je ne veux pas de confiture.

Slide 34 - Diapositive

Je voudrais ......... cérises (kersen).
A
de
B
les
C
des

Slide 35 - Quiz

Je veux 500 grammes ..... bananes.
A
de
B
du
C
des
D
de la

Slide 36 - Quiz

Je ne veux pas ......... pommes.
A
de
B
des
C
les
D
de la

Slide 37 - Quiz

Je voudrais une bouteille ..... coca.
A
du
B
de
C
le

Slide 38 - Quiz

Tu prends ....... eau?
A
de
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 39 - Quiz

100 grammes ...... fromage, s.v.p.
A
du
B
de la
C
de l'
D
de

Slide 40 - Quiz

Je ne prends pas .......limonade.
A
de
B
du
C
de la
D
des

Slide 41 - Quiz