1.2 Wie bepaalt wat je koopt?

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Wie bepaalt wat je koopt?

1.2

Herhaling 1.1

Het rad bepaalt wie er aan de beurt is. De dobbelsteen bepaalt welke vraag je beantwoord. 

1. Wat is een basisbehoefte?
2. Wat is een overige behoefte?
3. Wat is een directe ruil?
4. Wat is een indirecte ruil?
5. Wat is een dienst?
6. Wat is een consument?

Herhaling 1.1

Het rad bepaalt wie er aan de beurt is. De dobbelsteen bepaalt welke vraag je beantwoord. 

1. Schrijf het bedrag goed op: 15901 euro
2. Schrijf het bedrag goed op: 5,012 euro
3. Schrijf het bedrag goed op: 39,0 euro
4. Bereken het gemiddelde: 35,10 en 23,75
5. Bereken het gemiddelde: 709 en 802 en 654
6. Bereken het gemiddelde: 12 en 19 en 19,95 en 43,87

Verdieping economie

Cursus 1.1

Cursus 1.2

Cursus 1.4

Cursus 2.2

Cursus 2.3

Herhalingslessen

Toets 

Dit boek neem je elke les mee!

Opdracht

Bekijk per kaartje of die persoon het product wel of niet zou kopen. Houd rekening met:

• smaak
• geslacht
• leeftijd
• budget

Leg ook steeds je antwoord uit. 

In tweetallen. 

Zachtjes overleggen. 

Vraag? Help elkaar of steek je vinger op. 

Klassikaal lezen

Wat?

Lees de leerstof op blz. 18 en 19. 

Maak de opdrachten 1 t/m 5. 

Werktijd

Hoe?

In tweetallen. 

Zachtjes overleggen. 

Werk netjes!

Vraag? Help elkaar of steek je vinger op. 

Klaar?

Nakijken en verbeteren. 

Wie bepaalt wat je koopt?

1.2

Verdieping economie

Cursus 1.1

Cursus 1.2

Cursus 1.4

Cursus 2.2

Cursus 2.3

Herhalingslessen

Toets 

Dit boek neem je elke les mee!

Herhaling

Wat is reclame?

Opdracht

Bekijk elke reclame klassikaal op het bord. 

Bij elke reclame kan je het volgende zeggen:

1. Waarvoor de reclame bedoeld is. 
2. Wat jij van de reclame vindt.

Rekenen: procenten van een aantal/bedrag

                                                   Formule: te berekenen aantal/bedrag = percentage : 100 x aantal. 

Vraag = Op een fiets van 350 euro krijg je 15% korting. Hoeveel korting is dat?

Stap 1: Maak van de vraag een som. 

15% van 350 euro =

Stap 2: Maak van het percentage een decimaal getal. Deel het getal door 100. 

15 : 100 = ....................

Stap 3: Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal. 

.......................... x 350 euro = ............................................

Oefenen: opdracht 12

Wat?

Lees de leerstof op blz. 20 en 22.

Maak de opdrachten 7, 9, 13 en 15.

Werktijd

Hoe?

In tweetallen. 

Zachtjes overleggen. 

Vraag? Help elkaar of steek je vinger op. 

Klaar?

Nakijken en verbeteren.