Sociale Ongelijkheid

Verhouding: Sociale Ongelijkheid
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Verhouding: Sociale Ongelijkheid

Slide 1 - Diapositive

Ik kan aan het einde van de les...
  1. Uitleggen wat sociale ongelijkheid is en wat de gevolgen zijn.
  2. Uitleggen welke maatschappelijke posities mensen innemen en wat hun kansen zijn om te stijgen of dalen.
  3. Beschrijven welke ontwikkelingen invloed hebben op sociale ongelijkheid.

Slide 2 - Diapositive

Welke vormen van sociale ongelijkheid ken je?

Slide 3 - Carte mentale

Wat is sociale ongelijkheid?
Sociale ongelijkheid is een ongelijke verdeling van kansen, macht en bezit tussen groepen mensen. Dit ontstaat door middelen die mensen meekrijgen via socialisatie
-> kapitaal

  1. Economisch kapitaal: geld, bezit, inkomen
  2. Sociaal kapitaal: netwerken, connecties, sociale steun
  3. Cultureel kapitaal: kennis, taalgebruik, opvattingen, smaak (wat ‘gepast’ of ‘beschaafd’ wordt gevonden)



Slide 4 - Diapositive

Twee mensen solliciteren op dezelfde baan. Eén heeft een hbo-opleiding, veel connecties en spreekt netjes ABN (persoon A). De ander heeft geen diploma en geen netwerk (persoon B). Wie maakt meer kans?
A
Persoon A
B
Persoon B

Slide 5 - Quiz

Stijgen of dalen?
Je kan klimmen of dalen=sociale mobiliteit

Hulpbronnen die mensen kunnen inzetten om invloed uit te oefenen op hun situatie of positie in de samenleving. Ze bepalen in welke mate iemand macht of kansen heeft.

  • Economische hulpbronnen (geld, bezit, vermogen, inkomen en opleiding)
  • Sociale hulpbronnen (netwerk, familie, vrienden)
  • Symbolische hulpbronnen (status en aanzien)
  • Politieke hulpbronnen (macht en gezag)

Sociale stratificatie: de verdeling van de maatschappij in groepen aan de hand van de maatschappelijke positie. Tussen deze groepen bestaat sociale ongelijkheid

Slide 6 - Diapositive

Noem een voorbeeld van sociale mobiliteit (hoger of lager op de sociale ladder

Slide 7 - Question ouverte

Ontwikkelingen die ongelijkheid beïnvloeden

  1. Globalisering: banen verplaatsen naar andere landen → sommige groepen verliezen werk
  2. Digitalisering: digitale vaardigheden belangrijker → achterstand voor wie die niet heeft
  3. Emancipatie: vrouwen krijgen meer kansen → positie verandert
  4. Onderwijsstijging: meer mensen studeren → mobiliteit neemt toe
  5. Rechten en wetgeving: gelijke kansen via wetten (bijv. kiesrecht, onderwijsrecht)

Slide 8 - Diapositive

Gevolgen sociale ongelijkheid
Onderwijs: ouders met meer cultureel kapitaal → betere schoolprestaties, minder schooluitval
Gezondheid: lager opgeleiden leven ongezonder, korter en herkennen ziektes minder goed
Politiek: laagopgeleiden stemmen minder en participeren minder in politiek
Cultuur: hoger opgeleiden: meer musea, boeken, theater
Lager opgeleiden: andere mediavoorkeuren, minder cultureel actief


Slide 9 - Diapositive

Opdracht 'Zeven vinkjes van Joris Luyendijk + 5 nieuwe vinkjes'
WAT: bespreek met je buurman of buurvrouw welke vinkjes jij hebt en beantwoord de volgende drie vragen:
  1. Wat viel je op aan de vinkjes van je buurman/vrouw? Waren er dingen die je verrasten?
  2. Hoe denk je dat deze vinkjes iemands kansen op school of werk kunnen beïnvloeden?
  3. Welke van deze vinkjes zou jij zelf graag willen versterken? En hoe zou je dat kunnen doen?
OP WELKE MANIER: met je buurman of buurvrouw
KLAAR: wissel van duo
HULP: buurman of buurvrouw
UITKOMST: Weten welke maatschappelijke posities mensen innemen en wat hun kansen zijn om te stijgen of dalen.
TIJD: 7 minuten

Slide 10 - Diapositive