Welkom op school Les 2

• NT2
• Basisschool
• Groep 1

 geboorteland

• land waar een persoon geboren is 
• zin: Het geboorteland van Maxima is Argentinië.
• zin: Mijn geboorteland is .............

vertellen

• praten
• zin: De oude man vertelt over vroeger.
• zin: Ik vertel mijn kinderen elke avond een mooi verhaal.

de kleding

• de kleren
• zin: Ik doe mijn kleren aan.
• zin: Ik doe mijn kleren uit.

de schooltijden

• hoe laat de school begint en hoe laat de school eindigt
• zin: De les begint om half negen.
• zin: De les eindigt om tien voor half drie.

de leraar

• man die lesgeeft 
• de docent
• zin: De leraar zoekt zijn bril.
• zin: De leraar wijst naar het woord.

sport

• zwemmen, hardlopen, voetbal
• ik sport - wij sporten 
• zin: Ik kijk op de televisie vaak naar sport.
• zin: Sport is gezond.

straf

• de straf - de beloning 
• zin: Als het kind stout is, krijgt het straf van zijn vader of moeder.

verhuizen

• in een ander huis gaan wonen
• ik verhuis - wij verhuizen
• de verhuizing
• zin: Ik ga verhuizen.
• zin: Ik ben verhuisd. 

luisteren

• horen
• ik luister - wij luisteren 
• zin: Ik luister naar mooie muziek.
• zin: Wij luisteren naar de docent.

huiswerk

• werk voor school dat je thuis moet doen. 
• zin: Ik maak mijn huiswerk.
• zin: De docent geeft altijd veel huiswerk.

het gebouw

• flat, school, winkel, ziekenhuis
• het gebouw - de gebouwen
• zin: In New York staan veel hoge gebouwen.

het schoolplein

• plein bij de school 
• zin: De kinderen spelen op het schoolplein. 

begrijpen

• snappen
• hoofd
• ik begrijp - wij begrijpen
• zin: Ik begrijp het niet. 
• zin: Veel oude mensen begrijpen niets van computers.

het lokaal

• ruimte in een school
• klas
• het lokaal - de lokalen
• zin: Ik ren naar het lokaal.
• zin: De lokalen worden vanmiddag om drie uur schoongemaakt.