7.4: Staten in wording, Engeland en Frankrijk

H7: Steden, Burgers en koningen in de middeleeuwen
7.4: Staten in wording, Engeland en Frankrijk
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H7: Steden, Burgers en koningen in de middeleeuwen
7.4: Staten in wording, Engeland en Frankrijk

Slide 1 - Diapositive

Burgers zijn alle mensen in de steden.
Waar of niet waar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

In de late middeleeuwen ontstonden in West-Europa
..... samenlevingen.
A
Agrarische
B
Agrarisch-Urbane

Slide 3 - Quiz

Een ontwikkeling in de late middeleeuwen is de houten ploeg.
Waar of niet waar
A
Niet waar
B
Waar

Slide 4 - Quiz

Wat vormde in middeleeuwse steden vaak het centrale punt?
A
het domein
B
de markt

Slide 5 - Quiz

Als mensen een ambacht gaan beoefenen, is dat een vorm van specialisatie?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Amsterdam was een van de Hanze steden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

De ..... was de plaatsvervanger van de heer in de stad.
A
Schout
B
Burgemeester

Slide 8 - Quiz

Schepenen werden gekozen door de burgers van de stad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

De ..... was de plek waar het gewicht en dus de prijs van producten werd bepaald.
A
Waag
B
Keur

Slide 10 - Quiz

Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen
1: Je kunt uitleggen wat het gevolg van de slag bij Hastings was voor zowel Engeland als Frankrijk.

2: Je kunt voor zowel Engeland als Frankrijk uitleggen hoe de Honderdjarige Oorlog verliep.

3: Je kunt het ontstaan van staten en de politiek van centralisatie uitleggen.

Slide 12 - Diapositive

In de vroege middeleeuwen zijn er wel landen met een koning, maar het is niet heel duidelijk waar precies de grenzen liggen. 

In de late middeleeuwen worden koningen in West-Europa steeds machtiger en grenzen belangrijker. Koningen worden vooral machtiger door de verkoop van stadsrechten, wat veel geld oplevert. 

Wat doen de koningen met dit geld? 
1. Ambtenaren betalen die meehelpen het land te besturen;
2. Een eigen leger betalen, waardoor oorlogen tussen landen ontstaan.




Slide 13 - Diapositive

Oorlog tussen Engeland en Frankrijk
In het leenstelsel was het onduidelijk wie de nieuwe koning van Engeland zou worden. In 1066 brak er een oorlog uit tussen Engeland en Frankrijk. 

Harold II uit Engeland had al op de troon plaatsgenomen, maar Willem II uit Normandië wilde ook! 

De strijd (slag bij Hastings) zou maar één dag duren, omdat Harold een pijl in zijn oog kreeg. Willem II won en kreeg als bijnaam 'Willem de Veroveraar'. 

 

Tapijt van Bayeux

Slide 14 - Diapositive

Centralisatie
De Engelse adel en geestelijkheid vonden Willem II maar niks. Willem II wilde als koning alles zelf bepalen en vanuit één punt regeren. Hij wilde overal dezelfde wetten en regels. Dit noem je centralisatie

Willem II pakte gebied af van Engelse edelen en schafte de geestelijke rechtbanken af. De geestelijken hadden geen inkomsten meer van deze rechtbanken. Ze werden vervangen door koninklijke rechtbanken. Zo krijg hij alle macht! 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

'het streven van van vorsten om hun hele gebied vanuit een hoofdstad te regeren'.

Welk begrip hoort bij bovenstaande omschrijving?
A
Centralisatie
B
Staatsvorming
C
Hofhouding
D
Staten-generaal

Slide 17 - Quiz

'het streven van vorsten naar een aaneengesloten grondgebied met een stevige bestuursstructuur'.

Welk begrip hoort bij bovenstaande omschrijving?
A
Centralisatie
B
Staatsvorming
C
hofhouding
D
Staten-generaal

Slide 18 - Quiz

Honderdjarige oorlog
Tussen 1337 en 1453 vochten Engeland en Frankrijk wéér een oorlog uit. Deze oorlog heet de Honderdjarige Oorlog
  • De Engelse koning Edward III vond dat hij recht had op de Franse troon, want hij was een kleinzoon van de vorige koning van Frankrijk.
  • Het Franse gebied Aquitanië werd door de Engelsen geleend, maar werd zonder overleg teruggepakt. 



Slide 19 - Diapositive

Verloop
Aan het begin was Engeland sterker, vooral door de longbow (bogen van wel 1.80 meter en betere pijlen).

Volgens alle verhalen zou het Franse boerenmeisje Jeanne d'Arc de leiding over het leger hebben gekregen, nadat ze van God gehoord zou hebben dat ze de Fransen naar de overwinning zou leiden. 

Een keerpunt in de oorlog is de slag bij Orléans. Het Franse leger heroverd steeds meer gebied op de Engelsen. Jeanne d'Arc maakte dit zelf niet mee: ze werd in 1430 gevangen genomen en op de brandstapel veroordeeld. 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Sleep de plaatje over Jeanne d'Arc in de juiste tijdsvolgorde:

Slide 22 - Question de remorquage

Na de Honderdjarige Oorlog kregen Engelse en Franse mensen een liefde voor het eigen land en volk. Dit noem je nationalisme. Frankrijk en Engeland hadden vaste grenzen gekregen met één koning. Dit noem je nationale staten

  • In Engeland wordt een Parlement (ook wel de volksvertegenwoordiging) opgericht. Gevolg is dat de koning weining macht overhoudt;
  • In Frankrijk heet dit niet het Parlement, maar de Staten-Generaal, waarin de koning heel veel macht heeft. 

Na de oorlog

Slide 23 - Diapositive

In de late Middeleeuwen (1000-1500) was er een '100-jarige-oorlog' tussen ....
A
de Bourgondische Nederlanden en Engeland
B
de Bourgondische Nederlanden en Frankrijk
C
Engeland en het Heilige Roomse Rijk
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 24 - Quiz

Twee uitspraken:
1. Het feodalisme hoort meer bij de Vroege Middeleeuwen (500-1000) dan bij de Late Middeleeuwen (1000-1500).

2. Door de invoering van staatsvorming en centralisatie wordt de macht van de koning in de Late Middeleeuwen alsmaar zwakker.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 25 - Quiz

Door staatsvorming en centralisatie:

1. moesten onderdanen meer / minder doen wat edelen zeiden;
2. kregen koningen meer / minder te vertellen over hun onderdanen;
3. werd het leenstelsel meer / minder belangrijk.

A
1. meer, 2. meer, 3. minder
B
1. minder, 2. minder, 3. meer
C
1. minder, 2. meer, 3. meer
D
1. minder, 2. meer, 3. minder

Slide 26 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste kolom:
De Vroege Middeleeuwen (500-1000)

Tijdvak: 
Monniken & Ridders
De Late Middeleeuwen (1000-1500)

Tijdvak: 
Steden & Staten.
Het feodalisme
Engeland krijgt een Parlement en Frankrijk een Staten-Generaal (volksvertegenwoordidiging).
de Bourgondische Nederlanden
Keizer Karel de Grote (Frankische Rijk)
Het leenstelsel
de Investituurstrijd
staatsvorming en centralisatie
Filips de Goede

Slide 27 - Question de remorquage