week 40 - uitleg wederkerend en wederkerig vnw.

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Lesprogramma

• MDT
  
• Lesdoel
• Gisteren behandeld
  
• Uitleg
• Zelf aan de slag
• Voor de volgende les
  

Lesdoel

Aan het eind van de les weet je wat het wederkerend en wederkerig voornaamwoord zijn en kan je deze uit een zin halen.

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Herhaling

Benoem de volgende woordsoorten uit de onderstaande zin:

Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht.

       lw – znw – bnw – vz – zww – hww – pers. vnw

Herhaling

Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht.

Op = vz
De = lw
Domtoren = znw
In = vz
Utrecht = znw
Heb = zww
Je = pers. vnw
Een = lw
Prachtig = bnw
Uitzicht = znw

Uitleg voornaamwoorden

Wederkerend voornaamwoord (wederkerend vnw)

• Komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord.

        Zich aanpassen, zich wassen, zich omkleden

Jij kleed je wel heel vaak om.

Haar broer past zich aan.

Uitleg voornaamwoorden

Wederkerig voornaamwoord (wederkerig vnw)

• Verwijst naar meerdere personen;

• Er is er maar één: elkaar

Zij hebben elkaar al een hele tijd niet gezien.

Zelf aan de slag

Wat?

Maak alle opdrachten in jouw leerroute van H1 grammatica woordsoorten.

Hoe?

Overleg zachtjes en steek je hand op als je een vraag hebt.

Klaar?

Ga naar www.cambiumned.nl om verder te oefenen of ga bezig met een ander vak.

In hoeverre kan jij een wederkerend of wederkerig voornaamwoord uit een zin halen?

0100

Voor de volgende les

Vrijdag 8 oktober

Alle opdrachten van H1 grammatica woordsoorten af.