FICTIE - Verhaalanalyse (bouwstenen personage, ruimte, tijd met videofragmenten)

Fictie
Nederlands 

1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Fictie
Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Fictie is
A
Alles wat verzonnen is
B
Alles wat niet verzonnen is.

Slide 2 - Quiz

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Op Niveau

Slide 3 - Quiz

Fictie

Slide 4 - Carte mentale

Fictie
  • Verzonnen verhalen
  • Tijd en opbouw
  • Ruimte
  • Vertelperspectief
  • Spanning
  • Thema's en motieven

Slide 5 - Diapositive

Personages

Slide 6 - Carte mentale

 Personages
  • Hoofdpersoon (protagonist)
  • Bijfiguren: tegenstander (antagonist) 
  • Bijfiguren: helper 
  • Round of flat character
  • types (boze stiefmoeder, dronken zwerver, etc) 
  • Relaties
  • Normen en waarden
  • Eigenschappen

Slide 7 - Diapositive

Personages
Personages kun je op drie manieren leren kennen:
  • Door wat ze zeggen en doen;
  • Door wat ze denken en voelen;
  • Door wat anderen over hen zeggen of denken.

Hoofdpersonen leer je vaak op alle drie de manieren kennen, bijfiguren niet.

Slide 8 - Diapositive

Eigenschappen van personages
Personages hebben eigenschappen, net als echte mensen. Aan de hand van deze eigenschappen kun je het karakter van personages beschrijven.

Voorbeelden van eigenschappen:
Betrouwbaar, verlegen, meeloper, driftig, zenuwachtig, spontaan, lui, slim, brutaal, arrogant, kalm, heldhaftig, lief etc.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Personage 'Forrest Gump'

Slide 11 - Carte mentale

Hoofdpersonen
Bijfiguren
Leer je kennen door wat ze denken en voelen
Medespelers en figuranten
Round characters
Flat characters
Hebben altijd een probleem
Types
Zijn vaak helper / tegenstander

Slide 12 - Question de remorquage

Perspectief en vertelsituaties
  • ik-perspectief
  • personaal perspectief
  • alwetend perspectief
  • meervoudig perspectief

Slide 13 - Diapositive

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 14 - Diapositive

Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                                (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Slide 15 - Diapositive

Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon;
  • Geschreven in de hij- of zij-vorm;
  • Leert de hoofdpersoon goed kennen.

Slide 16 - Diapositive

Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen.
                                           (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)

Slide 17 - Diapositive

Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm;
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.

Slide 18 - Diapositive

Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
                                                                (Uit: De avonden – Gerard Reve)

Slide 19 - Diapositive

Meervoudig perspectief
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages;
  • Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken;
  • Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)

Slide 20 - Diapositive

Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
                                                             (Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)

Slide 21 - Diapositive

'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 22 - Quiz

Welke is onjuist?
Een personaal perspectief
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm

Slide 23 - Quiz

Welke 4 perspectieven zijn er in verhalen?

Slide 24 - Question ouverte

Spanning
  • Open plekken
  • Cliffhanger 
  • Retarding 
  • Flash forward 
  • Verhaalbegin: in medias res, post rem 
  • Actiespanning / psychologische spanning

Slide 25 - Diapositive

Spanning
  • Spanning ontstaat wanneer het een schrijver lukt vragen bij de lezer op te roepen.
    - Dat komt omdat de schrijver iets verzwijgt.
  • Verhalen worden spannend omdat er een geheim of een raadsel is.
  • Datgene wat verzwegen wordt in een verhaal, noem je een open plek.

Slide 26 - Diapositive

Trucs om spanning te verhogen

- Gevaarlijke situatie of omgeving

- Vermoedens of verwachtingen

- Vertraging

- Uitstellen

- Onverwachte wending

- Informatievoorsprong


Spanningsboog = periode tussen het begin en het einde van de spanning.

Slide 27 - Diapositive

Hoe ontstaat spanning?
A
Door vragen van de lezer te beantwoorden.
B
Door vragen bij de lezer op te roepen.

Slide 28 - Quiz

Wat is actiespanning?
A
Spanning door angsten en gevoelens
B
Spanning door gebeurtenissen
C
Spanning van het begin tot het eind
D
Spanning uit het verleden

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Welke vormen van spanning herken je in deze trailer?

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Lien

Tijd in literatuur

Slide 33 - Diapositive

Verteltijd/vertelde tijd 

15 minuten om een hoofdstuk te lezen. 
Het boek heeft 236 pagina's. 
Het verhaal bestrijkt een periode van 10 jaar. 

Slide 34 - Diapositive

Historische tijd
De tijd wanneer het verhaal zich afspeelt. 

De middeleeuwen 
De Tweede Wereldoorlog 
2020 
De toekomst 

Slide 35 - Diapositive

Chronologie 
Chronologie = in de normale tijdsvolgorde, van vroeger tot nu tot later. 
Onchronologisch = 
niet in de normale tijdsvolgorde, met tijdsprongen 

Slide 36 - Diapositive

Onderbrekingen in de chronologie 
Flash forward: episode in het verhaal in de toekomst 
Flash Back : episode in het verhaal in het verleden 
Vooruitverwijzing: korte verwijzing naar wat komt in het verhaal 
Terugverwijzing: korte verwijzing naar wat in het verleden zich heeft afgespeeld. 

Slide 37 - Diapositive

Onderbrekingen in de chronologie 
In medias res: verhaalbegin middenin de gebeurtenissen 

Post rem: het verhaal beginnen met wat als laatste is gebeurd 

Chronologisch verhaalbegin: 
Ab ovo (vanaf het ei): het begin bij het begin beginnen 

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Leg uit wat het verschil is tussen verteltijd en vertelde tijd.

Slide 40 - Question ouverte

Wat wordt bedoeld met chronologische volgorde?

Slide 41 - Question ouverte

Noem 2 manieren waarop een verhaal kan beginnen.

Slide 42 - Question ouverte

Noem 2 manieren waarop een verhaal kan eindigen.

Slide 43 - Question ouverte

Thema en motief

  • Thema is iets anders dan genre!
  • Thema: diepere bedoeling van een tekst
  • Motieven: verhaalelementen die steeds terugkeren

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Vidéo

Ruimte
  • Waar speelt het verhaal zich allemaal af?
  • Sfeer oproepen
  • Thema ondersteunen
  • Opbouw van het verhaal

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Vidéo