Taalcompleet B1 thema 3.2 - 1 woord > 2 betekenissen

Thema 3 Omgeving 
3.2 Dit is mijn stad
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 91 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 Omgeving 
3.2 Dit is mijn stad

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
  • De student kan over zijn eigen stad vertellen.
  •  De student kan oefenen met het gebruik van een woordenboek

Slide 2 - Diapositive

Luisteren + spreken
Opdracht 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Luisteren + spreken
de uitspraak er soms ook een beetje tussenin zit (/het/, /ut/, /t/). Soms wordt hetzelfde woord
helemaal duidelijk uitgesproken, soms bijna niet, en soms maar half

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Uitdrukkingen
  1. Betekenis opzoeken van uitdrukkingen
  2. Hoe doe je dat?
  3. Oefenen:
Bijv. De patiënt heeft het benauwd, maar de dokter heeft het niet in de gaten

Slide 7 - Diapositive

Lisa is een kunstenaar in hart en nieren.
Wat betekent: iets in hart en nieren zijn?
(Hoe zoek je dat op in het woordenboek?)
timer
5:00

Slide 8 - Question ouverte

Ik ben een paar kilo te zwaar. Vanaf morgen doe ik aan de lijn.
Wat betekent: aan de lijn doen?

timer
5:00

Slide 9 - Question ouverte

Alles loopt in de soep!
Wat betekent dit?

timer
5:00

Slide 10 - Question ouverte

Ik heb echt geen groene vingers!
Wat betekent dit?

timer
5:00

Slide 11 - Question ouverte

Wie maakt hier eigenlijk de dienst uit?
Wat betekent de dienst uitmaken?

timer
5:00

Slide 12 - Question ouverte

Zelf zinnen maken:
Kijk naar de plaatjes en maak zelf zinnen:

timer
7:00

Slide 13 - Diapositive

Onze moeder is plotseling overleden. Het is vandaag een ZWARTE dag voor de familie.
A
heel verdrietig
B
met een donkere kleur

Slide 14 - Quiz

Het HOOFD van de school gaat met pensioen.
A
de baas
B
het deel van je lichaam met ogen, neus en mond

Slide 15 - Quiz

Kun je deze tas voor me dragen? Hij is heel LICHT.
A
niet zwaar
B
niet donker

Slide 16 - Quiz

Hoeveel gas hebben we gebruikt? Kijk jij even op de METER?
A
een apparaat dat de hoeveelheid aangeeft
B
een stuk van 100 cm

Slide 17 - Quiz

Paul verdient zijn BROOD als fietsenmaker.
A
gebakken eten
B
geld om van te leven

Slide 18 - Quiz

Je bent echt een PLAATJE.
A
een foto of tekening
B
iemand die er mooi uitziet

Slide 19 - Quiz

Hij heeft een gebroken been. Hij loopt op KRUKKEN.
A
een soort stoel
B
stokken om mee te lopen.

Slide 20 - Quiz

Hoe heb je gewerkt?

Slide 21 - Diapositive