Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Les 3 5.6 en 5.7
Laatste stukje alweer van hoofdstuk 5
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je nog van vorige week?
Slide 2 - Carte mentale
Vandaag:
Actie, reactie
Prijselasticiteit
Soorten goederen
Kruislingse elasticiteit
Na de uitleg gaan jullie 5.7 maken (controlevragen)
Slide 3 - Diapositive
Voorbeeld
Pietje heeft een bijbaan en wil op stap. Pietje gaat eerst indrinken bij Klaas. Daarna gaan ze richting Limbo. Ze nemen daar 6 biertjes, dan gaan ze naar huis.
Wat gebeurt er als Pietje een volledig inkomen heeft?
Slide 4 - Diapositive
Gevolg:
Veranderingen in het inkomen en veranderingen in de prijs leiden dan tot veranderingen in het afnemersgedrag.
BELANGRIJK
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Slide 7 - Vidéo
Prijslasticiteit van de vraag
De prijselasticiteit (van de vraag) geeft aan in hoeverre de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van de prijs.
Prijselasticiteit van de vraag (Ev) =
Slide 8 - Diapositive
Omzet = P x Q
Slide 9 - Diapositive
Inelastische vraag
De gevraagde hoeveelheid reageert procentueel minder sterk op een prijsverandering.
%verandering Q kleiner dan procentuele verandering P
Dit is een prijsinelastische vraag.
Het gaat hier om goederen die voorzien in de primaire levensbehoefte.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Inelastisch
Prijs stijgt 10%
Hoeveelheid daalt minder dan 10%, bijvoorbeeld 4%.
-4%/10% = -0,4 --> Inelastisch
Alles tussen 0 en -1 is inelastisch
Slide 12 - Diapositive
Elastische vraag
De gevraagde hoeveelheid reageert sterk op een prijsverandering.
%verandering Q groter dan % verandering P
Dit is een prijselastische vraag.
Het gaat hier om luxe goederen.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Elastisch
Prijs stijgt 10%
Hoeveelheid daalt meer dan 10%, bijvoorbeeld 15%.
-15/10 = -1,5 --> Elastisch
Alles kleiner dan -1 is elastisch
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Inferieure goederen(11,12)
Bij een hoger inkomen ga je minder inferieure goederen kopen. Je stapt over van B- naar A-merk bijvoorbeeld.
Of gaat nu naar AH ipv de Aldi.
Inkomen +10%, afzet -5%
-5%/ 10%= -0,5 negatieve uitkomst Ey
Slide 18 - Diapositive
Noodzakelijke goederen
Dit zijn goederen die een mens nodig heeft om in leven te blijven.
Verzin eens een voorbeeld :)
Slide 19 - Diapositive
Luxe goederen
Vakantie, speedboot, villa op Ibiza ;).
Slide 20 - Diapositive
Kruislingse elasticiteit
Kruislings prijselasticiteit (Ek) bereken je door: