Rekenvaardigheden - brutowinstmarge

Rekenvaardigheden 
- brutowinstmarge
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Rekenvaardigheden 
- brutowinstmarge

Slide 1 - Diapositive

Brutowinstmarge
De brutowinstmarge bestaat uit twee delen
  1. bedrijfskosten per product;
  2. nettowinst per product.

De ondernemer wil natuurlijk zijn kosten terug verdienen en een beetje winst eraan overhouden.

Tel je de brutowinstmarge op bij de inkoopprijs, dan heb je de verkoopprijs (exclusief btw)

Slide 2 - Diapositive

Percentage
Verkoopt de ondernemer verschillende producten, dan is het veel werk om de juiste bedrijfskosten en nettowinst voor de brutowinstmarge uit te rekenen.

Daarom hanteert de ondernemer
een percentage om de
brutowinstmarge uit te rekenen. 

Waarom, gewoon makkelijk en snel, wie wil dat nou niet?

Slide 3 - Diapositive

Verkoopprijs berekenen
Lays Smits heeft een wedstrijd georganiseerd om chips met nieuwe smaak te kunnen verkopen. Meneer Terflou heeft deze wedstrijd gewonnen met zijn zelf verzonnen Terflou-ys© .

De inkoopkosten voor een zak van 250 gram Terflou-ys© bedragen € 1,20. Als brutowinstmarge wil Lays Smits een opslag van 35 % hanteren.  De verkoopprijs wordt zo berekent: 

Slide 4 - Diapositive

Instructie
Wat ga je nu doen?
  1. Bekijk eerst het filmpje van mijn collega Katerbarg over brutowinstmarge op volgende slide.
  2. Beantwoord vervolgens de vragen en opdrachten.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Uit welke twee delen bestaat de brutowinstmarge?
A
Inkoopkosten per stuk
B
Omzet per stuk
C
Bedrijfskosten per stuk
D
Nettowinst per stuk

Slide 7 - Quiz

Over welk bedrag wordt de het percentage van de brutowinstmarge berekent?
A
over het bedrag van de verkoopprijs.
B
over het bedrag van de inkoopprijs.
C
over het bedrag van de kostprijs.
D
over het bedrag van de afzet.

Slide 8 - Quiz

Als je het bedrag van de brutowinstmarge bij de inkoopkosten optelt, krijg je de ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs

Slide 9 - Quiz

De inkoopprijs = € 5,-
De brutowinstmarge = 40%
Berken de verkoopprijs.
A
€ 5,00
B
€ 2,00
C
€ 3,00
D
€ 7,00

Slide 10 - Quiz

De inkoopprijs is € 4,00
De brutowinstmarge is € 2,00
Hoeveel procent bedraagt de brutowinstmarge?
A
100%
B
66,7%
C
50%
D
33,3%

Slide 11 - Quiz